Te hoge teruggaaf btw en vertrouwensbeginsel

Een vrouw liet in 2019 op haar nieuwbouwwoning zonnepanelen aanleggen en vroeg de btw terug. Dit was tot 2023 de gangbare zaak. Bij de behandeling van het teruggaafverzoek maakt de Belastingdienst een kostbare fout. Wat gebeurde er?

Mevrouw dient een btw-aangifte in, waarop de inspecteur om extra informatie vraagt. Mevrouw verstrekt daarop de factuur aan de inspecteur. Op de factuur staat niet alleen dat de zonnepanelen zijn geleverd en gemonteerd. De factuur omvat ook een grote post voor 'overige kosten dakwaterdichting’. Op de factuur is € 3.609,31 aan btw vermeld, waarvan slechts € 663,60 betrekking heeft op de zonnepanelen. Korte tijd later ontvangt mevrouw een beschikking op grond waarvan de teruggevraagde btw van € 3.609,31 wordt uitbetaald. Een maand later realiseert de inspecteur zich dat er iets niet goed is gegaan. Hij probeert de automatisch verleende beschikking te corrigeren. De inspecteur stuurt mevrouw een brief, waarin hij uitlegt dat door een misverstand de volledige btw ten onrechte is terugbetaald. Vervolgens legt hij een naheffingsaanslag op. Mevrouw gaat tegen de naheffingsaanslag in beroep bij de rechtbank.

Op verzoek van de inspecteur heeft mevrouw de factuur overgelegd. De inspecteur had voor het verlenen van de beschikking kunnen weten dat er meer dan alleen de btw over de zonnepanelen was teruggevraagd. Mevrouw stelt dat ze mocht vertrouwen op de juistheid van de beschikking. Daarmee doet zij een beroep op het vertrouwensbeginsel. De inspecteur stelt dat mevrouw had kunnen en moeten begrijpen dat de teruggave automatisch is verleend, zonder inhoudelijke beoordeling, waardoor een beroep op het vertrouwensbeginsel niet kan slagen.

De rechtbank oordeelt dat de inspecteur alle informatie had om het teruggaafverzoek te beoordelen. Mevrouw had niet zonder meer hoeven begrijpen dat ze onterecht te veel btw terugkreeg. Mevrouw heeft de teruggaaf kunnen en mogen zien als een goedkeuring van de inspecteur. Anders gezegd: het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en stelt mevrouw in het gelijk.

Bron: Rechtbank Den Haag | jurisprudentie | ECLINLRBDHA202313051, 22_6226 | 30-08-2023

Geen grondslag voor demotie werknemer

Een procedure voor de kantonrechter had betrekking op de vraag of de werkgever terecht aan een werknemer de disciplinaire maatregel van demotie heeft opgelegd.

De kantonrechter heeft als eerste beoordeeld of er een grondslag was voor het opleggen van een disciplinaire maatregel. Zonder zo’n grondslag komt de kantonrechter niet toe aan de vraag of de verwijten van de werkgever aan het adres van de werknemer een rechtvaardiging vormen voor de getroffen maatregel. Grondslagen kunnen zijn een specifieke regeling in de arbeidsovereenkomst, de cao of een personeelsreglement of een eenzijdig wijzigingsbeding.

De kantonrechter stelde vast dat de cao, de arbeidsovereenkomst en het personeelsreglement geen bepaling bevatten, die het de werkgever toestaat disciplinaire maatregelen te nemen. Een eenzijdig wijzigingsbeding ontbrak. De werkgever verwees naar de cao als grondslag voor het besluit tot demotie. Daarin staat dat werknemers, die door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid of op eigen verzoek worden geplaatst in een lagere functie, met ingang van de daaropvolgende maand in de bijpassende lagere salarisschaal worden ingedeeld. Volgens de kantonrechter biedt die bepaling van de cao geen grondslag voor demotie, maar regelt deze alleen de gevolgen van en het moment waarop een demotie ingaat. Een eenzijdig wijzigingsbeding kan daarin niet worden gelezen.

De kantonrechter verwijst naar een arrest van de Hoge Raad over cao-bepalingen, die een sanctie in het leven roepen. De Hoge Raad stelt bijzonder hoge eisen aan de duidelijkheid van dergelijke bepalingen vanwege de gevolgen voor de werknemer. Deze uitleg van de Hoge Raad verdraagt zich niet met een door de werkgever opgelegde demotie zonder dat daar een schriftelijk beding aan ten grondslag ligt.

De kantonrechter is van oordeel dat de grondslag voor het treffen van de disciplinaire maatregel ontbreekt. De werkgever moet de demotie ongedaan maken en de werknemer terugplaatsen in zijn oude functie met bijbehorend salaris. De werkgever is ook veroordeeld tot wedertewerkstelling van de werknemer in deze functie, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag.

Bron: Rechtbank Limburg | jurisprudentie | ECLINLRBLIM2024782, 10288360 \ CV EXPL 23-212 | 20-02-2024

Openstelling SDE++ 2024

De Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++) is een subsidieregeling, waarmee de overheid grootschalige duurzame (energie)projecten ondersteunt. Zowel bedrijven, lokale overheden als non-profit organisaties kunnen subsidie aanvragen. De regeling wordt op 10 september 2024 in vijf fasen opengesteld. Per fase loopt de maximale subsidie per ton CO2-besparing op. Er is een budget van € 11,5 miljard beschikbaar voor 2024. Als het gehele budget wordt benut, moet dat kunnen leiden tot een CO2-besparing van circa 4,7 megaton in 2030.

Door een vorig jaar aangebrachte wijziging in de regeling komen technieken, die op de korte termijn minder kosteneffectief zijn maar op de langere termijn noodzakelijk zijn voor de energietransitie, vaker aan bod. De SDE++ staat in 2024 open voor de meeste categorieën die in 2023 in aanmerking kwamen, zoals zon, wind, geo- en aquathermie, elektrische boilers, waterstof en CCS. Nieuwe categorieën zijn zonne-energie, waarvoor een kleine dakaanpassing nodig is en een nieuwe soort warmtepomp voor de glastuinbouw. Voor technieken met een lagere netimpact worden twee nieuwe categorieën opengesteld: de procesgeïntegreerde warmtepomp en thermische opslag voor hogetemperatuurwarmte.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | besluit | DGKE / 44303946 | 29-02-2024