Parkeerbelasting voor pakketbezorgers per levering beoordelen

Voor het betalen van parkeerbelasting geldt een uitzondering als sprake is van ‘het onmiddellijk laden of lossen van zaken’. Een bezorger die pakketten met groente en fruit aflevert, beroept zich op deze uitzondering. Hij heeft stilgestaan op een parkeerplaats waar parkeerbelasting betaald moet worden. Tijdens controles met een scanauto wordt geconstateerd dat hij geen parkeerbelasting heeft betaald. De heffingsambtenaar legt hiervoor naheffingsaanslagen op. De pakketbezorger is het hier niet mee eens.

De Hoge Raad benadrukt dat er gekeken moet worden naar de feitelijke situatie op het moment van de controle. Dit betekent dat er beoordeeld moet worden welke goederen daadwerkelijk worden geladen of gelost en of deze goederen van een zodanige omvang of gewicht zijn dat zij niet op een andere manier dan per voertuig kunnen worden vervoerd. Daarbij is het niet van belang of zich in het voertuig andere zaken bevinden, hebben bevonden of zullen bevinden die op een andere plaats zijn of zullen worden geladen of gelost. De Hoge Raad verwijst de zaak naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. Hierbij moet specifiek worden beoordeeld hoeveel pakketten van welke omvang en gewicht zijn geladen of gelost.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR202590 | 16-01-2025

Termijn voor indienen suppletie omzetbelasting

De Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalt dat belastingplichtigen verplicht zijn om de inspecteur mededeling te doen van onjuistheden of onvolledigheden in voor de belastingheffing van belang zijnde gegevens en inlichtingen.

Voor de omzetbelasting is dit voorschrift uitgewerkt in het Uitvoeringsbesluit. Zodra een belastingplichtige constateert dat over een tijdvak in de afgelopen vijf kalenderjaren te veel of te weinig belasting is betaald, is hij gehouden alsnog bij wijze van suppletie de juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen te verstrekken. De suppletie moet gedaan worden voordat de belastingplichtige weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de inspecteur van de onjuistheid of onvolledigheid op de hoogte is. Het niet nakomen van de suppletieverplichting is een overtreding, waarvoor in geval van opzet of grove schuld een vergrijpboete kan worden opgelegd.

Tot en met 2024 gold dat dit zo spoedig mogelijk moest gebeuren. Per 1 januari 2025 is aan deze bepaling toegevoegd dat de suppletie binnen acht weken nadat de belastingplichtige de onjuistheid of onvolledigheid heeft geconstateerd moet worden ingediend. Reden voor toevoeging van de achtwekentermijn is de uitspraak van de rechtbank die het onmogelijk zou maken om een vergrijpboete op te leggen, uitsluitend vanwege het niet “zo spoedig mogelijk” suppleren. Volgens de rechtbank is de suppletie tijdig ingediend als dit is gebeurd voor het moment waarop de belastingplichtige weet, of redelijkerwijs moet vermoeden, dat de inspecteur met de desbetreffende onjuistheid of onvolledigheid bekend is of zal worden. Deze aan de inkeerregeling ontleende termijn blijft bestaan. De ondernemer moet suppleren voordat de eerste van de twee termijnen is verstreken. De termijn van acht weken vangt niet eerder aan dan op 1 januari 2025. Ondernemers die voor die datum hebben geconstateerd dat zij moeten suppleren, maar dat nog niet hebben gedaan, hebben nog tot 26 februari 2025 om de suppletie alsnog te doen. 

Bron: Ministerie van Financiƫn | besluit | Staatsblad 2024, 441 | 17-12-2024

Papier telt: vast contract zonder schriftelijke vastlegging kost werkgever geld

Een groothandelaar in voedingsmiddelen kreeg van de Belastingdienst een naheffingsaanslag premieheffing werknemersverzekeringen opgelegd. Bij een boekenonderzoek constateerde de Belastingdienst dat ten onrechte de lage AWf-premie (WW-premie) was toegepast op het loon van een van de werknemers, omdat een schriftelijke arbeidsovereenkomst ontbrak. Dit leidde tot een naheffingsaanslag plus een boete en belastingrente. De rechtbank moest oordelen of deze naheffing terecht was.

Standpunt van de werkgever

De werkgever vindt de naheffing onterecht. Hij wijst erop dat de werknemer al sinds 2009 in dienst was en dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege was omgezet naar onbepaalde tijd. Een nieuwe schriftelijke overeenkomst was volgens hem niet nodig, omdat dit wettelijk al geregeld was. Ook had hij in 2019 een schriftelijke verklaring afgegeven waarin stond dat de werknemer een vast contract had. Het kan volgens hem niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest om in een geval waarbij arbeidsrechtelijk sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd toch de hoge WW-premie te heffen.

Standpunt van de inspecteur

De inspecteur stelt zich op het standpunt dat voor de lage WW-premie sinds 2020 een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd verplicht is. Deze moet in de loonadministratie worden bewaard. De werkgever heeft geen schriftelijke overeenkomst en ook de werkgeversverklaring uit 2019 voldoet niet, omdat deze alleen door de werkgever is ondertekend. De inspecteur wijst erop dat werkgevers tot 1 juli 2020 de tijd hebben gekregen om dit soort zaken in orde te brengen.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank oordeelt dat de naheffing, boete en rente terecht zijn. De wetgever heeft het schriftelijk vastleggen van arbeidsovereenkomsten bewust opgenomen in de Wet arbeidsmarkt in balans om een goed controleerbaar systeem te creëren. Voor de lage AWf-premie is het niet genoeg dat een werknemer in de praktijk een vast contract heeft: er moet een schriftelijke overeenkomst zijn, die door beide partijen is ondertekend. De rechtbank vindt ook dat er geen sprake is van een pleitbaar standpunt of van afwezigheid van alle schuld, waardoor de boete in stand blijft.

Conclusie

Deze uitspraak maakt duidelijk dat de wetswijziging van 2020 grote financiële consequenties kan hebben. Het verschil tussen de lage en hoge WW-premie is 5%. Bij een werknemer met een jaarloon van € 30.000 betekent dit een extra premie van € 1.500 per jaar. Het is dus essentieel dat u voor alle werknemers met een vast contract beschikt over een door beide partijen ondertekende schriftelijke arbeidsovereenkomst. Heeft u dit niet op orde? Dan riskeert u naheffingen over meerdere jaren, plus boetes en rente.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLINLRBZWB2025117, BRE 23/9532 | 08-01-2025