Vergrijpboete voor niet vermelden inkomen in box 3

De Belastingdienst heeft een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen opgelegd aan een buitenlands belastingplichtige. De navorderingsaanslag betrof het niet in de opgaaf wereldinkomen vermelde inkomen uit sparen en beleggen. Dat inkomen betrof een in Nederland gelegen onroerende zaak. Tegelijk met de navorderingsaanslag heeft de Belastingdienst een vergrijpboete opgelegd.

In hoger beroep voor Hof Amsterdam was in geschil of de vergrijpboete terecht is opgelegd. Het geschil betrof de vraag of de inspecteur de belanghebbende terecht grove schuld verwijt. Volgens het hof heeft de belanghebbende de Belastingdienst informatie onthouden waarom in de opgaaf wereldinkomen is verzocht. Deze informatie zou tot belastingheffing hebben geleid als deze zou zijn gegeven. Het formulier vermeldt uitdrukkelijk: “Let op! Vermeld het totaal van uw Nederlandse en niet-Nederlandse inkomen”. De inspecteur heeft volgens het hof overtuigend aangetoond dat de belanghebbende nalatig is geweest bij het nakomen van zijn verplichtingen. De boete is terecht opgelegd. De hoogte van de boete is volgens het hof in overeenstemming met het verwijt dat de belanghebbende wordt gemaakt. Het hof ziet geen aanleiding om de boete te matigen.

Bron: Gerechtshof Amsterdam | jurisprudentie | ECLINLGHAMS2023811, 22/00414 | 03-04-2023

Kamervragen aanmaning aflossing belastingschulden

Voor het aflossen van tijdens de coronacrisis ontstane belastingschulden is een specifieke betalingsregeling getroffen voor ondernemers. De opgebouwde schulden moeten in maximaal 60 maanden worden afgelost. De betalingsregeling kan vervallen als een ondernemer niet voldoet aan zijn maandelijkse betalingsverplichting. Ondernemers moeten na 1 oktober 2022 ontstane belastingverplichtingen nakomen om gebruik te kunnen blijven maken van de betalingsregeling.

Ongeveer 80.000 ondernemers hebben een aanmaning tot betaling van de Belastingdienst ontvangen. De aanmaning betreft een achterstand in de betaling van belastingschulden die onder de betalingsregeling voor coronaschulden vallen of in het voldoen van na 1 oktober 2022 ontstane belastingverplichtingen. Over deze brieven zijn Kamervragen gesteld.

Veel ondernemers blijken er niet van op de hoogte te zijn dat aan na 1 oktober 2022 opgekomen verplichtingen voldaan moet worden.

Alle ondernemers met een coronabetalingsregeling hebben een overzicht ontvangen van hun totale belastingschuld. Het overzicht geeft geen inzicht in het bedrag van de betalingsachterstand. Gedurende de looptijd van de betalingsregeling ontvangen ondernemers eens per drie maanden een dergelijk overzicht.

Vervolgens ontvangen ondernemers een overzicht van de bedragen die zij vanaf 1 september 2022 betaald hebben. Daarin wordt aangegeven op welke aanslagen de betalingen zijn afgeboekt. Betalingen, die de ondernemer na de peildatum van het overzicht heeft gedaan, moeten uit de eigen administratie volgen.

Ondernemers, die volgens de Belastingdienst betalingsachterstanden hebben, worden aangespoord om binnen 14 dagen hun betalingsachterstand in te lopen of een verzoek te doen voor versoepeling van de betalingsregeling. Doet een ondernemer niets naar aanleiding van deze aanmaning, dan zal de betalingsregeling worden ingetrokken. Volgens de staatssecretaris zullen de eerste intrekkingsbeschikkingen eind mei 2023 worden verstuurd.

Het is niet duidelijk hoeveel ondernemers niet kunnen voldoen aan de voorwaarden van de betalingsregeling. De staatssecretaris merkt op dat het niet mogelijk en niet wenselijk is om ondernemers die niet voldoen aan hun betalingsverplichtingen te blijven ondersteunen.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2023-0000090847 | 10-04-2023

Beantwoording Kamervragen arbeidskorting

De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen over de effecten van de arbeidskorting beantwoord.

De arbeidskorting in de loon- en inkomstenbelasting moet mensen stimuleren om (meer) te werken. De regeling van de arbeidskorting is ingewikkeld en kent drie verschillende opbouwtrajecten bij een arbeidsinkomen tussen € 0 en € 37.691. Boven een inkomen van € 37.691 wordt de arbeidskorting verlaagd met 6,51% van het meerdere arbeidsinkomen. Deze afbouw zorgt voor een hogere marginale belastingdruk, die hoger kan zijn dan het toptarief van 49,5%. Bij een arbeidsinkomen van ruim € 115.000 is de arbeidskorting nihil. Volgens het Centraal Planbureau zou het niet afbouwen van de arbeidskorting tot een beperkte toename van het arbeidsaanbod leiden. Het niet afbouwen van de arbeidskorting kost € 6,8 miljard.

Een van de vragen heeft betrekking op het afschaffen van bestaande heffingskortingen en deze vervangen door een belastingvrije voet. Een belastingvrije voet is voordelig voor belastingplichtigen met een hoog inkomen. Een belastingvrije voet maakt het belastingstelsel transparanter en eenvoudiger. Volgens de staatssecretaris van Financiën is het omzetten van het huidige stelsel naar een stelsel met een belastingvrije voet echter complexer dan het lijkt. Zo gelden voor de heffingskortingen verschillende inkomensbegrippen. De algemene heffingskorting hangt af van het inkomen uit werk en woning. De arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting hangen af van het arbeidsinkomen. De ouderenkorting hangt af van het verzamelinkomen.

Een alternatief kan zijn het omzetten van de heffingskortingen naar de tarieven. Volgens de staatssecretaris leidt dat tot inkomenseffecten. Die inkomenseffecten kunnen fors zijn voor bepaalde groepen, afhankelijk van de heffingskortingen waar zij recht op hebben.

Het invoeren van een belastingvrije voet in combinatie met het afschaffen van heffingskortingen is volgens de staatssecretaris een mogelijkheid die onderzocht kan worden om het stelsel te vereenvoudigen.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2023-0000078745 | 04-04-2023