Is de vervangingswaarde van bedrijfspanden in- of exclusief btw?

Een eigenaar van een hotel in aanbouw ontving van de gemeente Amsterdam een beschikking waarin de vervangingswaarde van het pand werd vastgesteld op € 36 miljoen. Op basis van deze waarde kreeg de ondernemer ook een aanslag onroerendezaakbelasting. De ondernemer maakte bezwaar tegen deze beschikking, hetgeen resulteerde in een fors lagere vervangingswaarde van € 18 miljoen. Echter, de ondernemer was nog steeds niet tevreden. Hij stelde dat de vervangingswaarde van € 18 miljoen inclusief btw was en dat de vervangingswaarde exclusief btw moet worden vastgesteld. De vraag is: heeft de ondernemer gelijk?

Oordeel hof Amsterdam: waardering inclusief btw

Het hof verwierp het standpunt van de ondernemer. Volgens het hof blijkt uit de wetsgeschiedenis dat de waardebepaling van gebouwen in aanbouw niet één-op-één aansluit bij het begrip “gecorrigeerde vervangingswaarde” uit de wet. Het hof oordeelde dat de parlementaire geschiedenis ondubbelzinnig aantoont dat de waardering inclusief btw is voorgeschreven voor alle courante niet-woningen in aanbouw.

De Hoge Raad casseert

De Hoge Raad oordeelt echter anders. Volgens de Hoge Raad moet onder vervangingswaarde als bedoeld in de Wet WOZ worden verstaan: “het uit de stichtingskosten of de aanschaffingsprijs bestaande offer, dat nodig is om een object in dezelfde staat aan te schaffen of te vervaardigen.” De btw behoort bij een ondernemer, die voor de btw belaste prestaties verricht en de btw als voorbelasting in aftrek mag brengen, niet tot dit offer. Bedrijfseconomisch gezien behoort de btw immers niet tot de aanschaffingskosten. De Hoge Raad oordeelt verder dat de parlementaire behandeling hier niets aan afdoet. Bij de waardebepaling in het verleden kan niet worden uitgegaan van een waarde in het economische verkeer, aangezien de waardepeildatum in het verleden ligt. De gemeente Amsterdam dient bij de bepaling van de vervangingswaarde de btw buiten beschouwing te laten.

Implicaties voor ondernemers

Deze casus illustreert duidelijk dat een goed onderbouwd bezwaarschrift ondernemers aanzienlijk kan helpen. Voor ondernemers en belastingadviseurs zijn dit de krenten in de pap. Bent u als ondernemer ook bezig met het bouwen van een bedrijfspand? Dan weet u nu dat de vervangingswaarde exclusief btw moet worden vastgesteld. Indien de gemeente in uw geval uitgaat van een vervangingswaarde inclusief btw, loont het indienen van een bezwaarschrift. Neem hiervoor gerust contact met ons op.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2024812, 22/04398 | 27-06-2024

Rioolheffing voor een jaarplaats op een camping?

De eigenaar van een caravan heeft een jaarplaats gehuurd op een camping in de gemeente Hilvarenbeek. Zijn caravan is aangesloten op de riolering van het park. De gemeente Hilvarenbeek heeft aan de eigenaar een aanslag rioolheffing opgelegd. De eigenaar vindt deze aanslag onterecht en gaat in bezwaar en vervolgens in beroep. Mag de gemeente rioolheffing heffen wanneer sprake is van indirecte aansluiting op de openbare riolering, zoals bij een standplaats op een camping?

De vakantieganger stelt dat de verordening van de gemeente Hilvarenbeek niet op hem van toepassing is, omdat hij inwoner is van de gemeente Eindhoven. Volgens hem is de gemeente Hilvarenbeek daarom niet bevoegd om deze heffing op te leggen. Daarnaast betoogt hij dat hij niet belastingplichtig is, omdat zijn caravan niet direct is aangesloten op de openbare riolering, maar op de rioolbuizen die door de camping zijn aangelegd.

De heffingsambtenaar van de gemeente Hilvarenbeek wijst erop dat het geen vereiste is om inwoner van de gemeente te zijn om belastingplichtig te zijn voor de rioolheffing. Daarnaast stelt de heffingsambtenaar dat de camping is aangesloten op het openbare rioolnetwerk van de gemeente, waardoor het afvalwater indirect wordt afgevoerd naar de gemeentelijke riolering. Dit betekent dat sprake is van het belastbare feit voor de rioolheffing. De aanslag is daarom terecht opgelegd, aldus de heffingsambtenaar.

De rechtbank oordeelt in het voordeel van de heffingsambtenaar. Het is niet noodzakelijk om inwoner van de gemeente Hilvarenbeek te zijn om belastingplichtig te zijn voor de rioolheffing. De heffingsambtenaar van Hilvarenbeek heeft de bevoegdheid om rioolbelasting te heffen van personen, die niet hun hoofdverblijf in de gemeente hebben, maar wel gebruiker zijn van een perceel dat is aangesloten op de riolering van Hilvarenbeek. Tevens oordeelt de rechtbank dat de caravan via de riolering van het park is aangesloten op de gemeentelijke riolering, waarop het water wordt afgevoerd. Daarom is de aanslag rioolbelasting terecht opgelegd.

Samengevat: ook al is de vakantieganger geen inwoner van de gemeente Hilvarenbeek, de gemeente heeft het recht om rioolheffing op te leggen vanwege de indirecte aansluiting van zijn caravan op de gemeentelijke riolering.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2024:2864, BRE 23/1887 | 29-04-2024

Naheffing parkeerbelasting terecht opgelegd?

Een gebeurtenis in Almere werpt licht op een interessante fiscale kwestie omtrent parkeerbelasting en naheffingsaanslagen. Dit verhaal begint wanneer een auto-eigenaar besluit te parkeren op een locatie waar het eerste uur parkeren gratis is, maar daarna een tarief van € 1 per uur geldt. Na het gratis uur te hebben overschreden zonder te hebben betaald, ontving de eigenaar een naheffingsaanslag: alleen bestaande uit de kosten voor het opleggen ervan, zonder daadwerkelijke parkeerbelasting.

Geen parkeerbelasting verschuldigd

De auto-eigenaar betwistte de naheffingsaanslag met als grond dat er geen parkeerbelasting verschuldigd is voor het eerste uur, en dus een naheffingsaanslag niet op zijn plaats zou zijn. De heffingsambtenaar verdedigde de naheffingsaanslag door te verwijzen naar precedenten waarin soortgelijke naheffingen als rechtmatig werden beschouwd, zelfs bij een nultarief voor het eerste uur.

Verschil

Deze zaak kwam voor de rechter, waarbij een verschil in de feiten zich voordeed ten opzichte van eerdere jurisprudentie. Het cruciale verschil was dat in dit geval niet onomstotelijk vaststond dat de auto langer dan een uur geparkeerd had gestaan. Zonder sluitend bewijs dat de parkeerduur het gratis uur overstegen had, kon de heffingsambtenaar niet aantonen dat parkeerbelasting verschuldigd was.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank oordeelde dat volgens de wet naheffing enkel mogelijk is wanneer belasting geheel of gedeeltelijk niet is voldaan. Aangezien in dit specifieke geval niet bewezen kon worden dat de auto langer dan het gratis uur geparkeerd heeft gestaan, is de naheffingsaanslag onterecht opgelegd.

Conclusie

Dit voorval in Almere dient als een herinnering aan de complexiteit van fiscale regelgeving en het belang van gedetailleerde bewijsvoering. Voor auto-eigenaren en fiscale professionals biedt het inzicht in de nuances van de parkeerbelasting en de voorwaarden voor het opleggen van naheffingsaanslagen.

Bron: Rechtbank Amsterdam | jurisprudentie | 25-03-2024