Toelaatbaarheid tweede aanslag afvalstoffenheffing

In een zaak tussen het college van B en W van de gemeente Sint-Michielsgestel en een inwoner van de gemeente (de belanghebbende) stond de toelaatbaarheid van een tweede aanslag voor de afvalstoffenheffing centraal. De rechtsvraag is of de gemeente de afvalstoffenheffing en rioolheffing op verschillende grondslagen mag heffen, waarbij zowel vaste als variabele delen per periode in rekening worden gebracht.

De kern van het geschil

De belanghebbende is van mening dat de gemeente in strijd met de gemeentelijke verordening en de Wet milieubeheer handelt door de afvalstoffenheffing en de rioolheffing op te splitsen in een vast en een variabel deel, elk met een eigen grondslag. Volgens de belanghebbende is dit niet toegestaan, omdat de wetgeving voorschrijft dat een belasting binnen één heffing op een enkele, consistente grondslag gebaseerd moet zijn. Met andere woorden: een belasting zou niet tegelijk een vaste en een variabele component mogen bevatten, omdat dit in strijd is met de eis van uniformiteit binnen dezelfde heffing.

De gemeente stelt daarentegen dat het wel is toegestaan om de afvalstoffenheffing en rioolheffing op te splitsen in een vast en variabel deel, elk met een eigen grondslag en deze gezamenlijk op één aanslagbiljet te vermelden. Volgens de gemeente is deze werkwijze niet in strijd met de gemeentelijke verordening of de Wet milieubeheer, aangezien de wet ruimte biedt om binnen één belastingsoort verschillende grondslagen te hanteren, mits dit duidelijk is vastgelegd. De gemeente beroept zich op eerdere jurisprudentie, waarin de Hoge Raad heeft toegestaan dat voor eenzelfde belastbaar feit meerdere aanslagen mogelijk zijn als deze gebaseerd zijn op verschillende grondslagen. De gemeente is bovendien van mening dat de Gemeentewet voldoende ruimte biedt om variabele en vaste componenten van een heffing samen te voegen op één aanslagbiljet, zelfs wanneer deze componenten betrekking hebben op verschillende tijdvakken of tijdstippen.

Oordeel van het hof

Het hof oordeelde dat de inwoner deels gelijk heeft. Het hof vond dat de gemeentelijke verordening niet duidelijk aangeeft of het om een heffing per tijdvak of per tijdstip gaat. Daardoor zou de gemeente onterecht zowel een vaste als een variabele heffing hebben opgelegd. Het variabele deel van de aanslag is volgens het hof onverbindend.

Oordeel van de Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt echter anders. Volgens de Hoge Raad kan een heffing wel degelijk uit meerdere grondslagen bestaan, mits dit duidelijk is vastgelegd. Het feit dat de afvalstoffenheffing deels afhankelijk is van het aantal keren dat de container geleegd wordt (tijdstipheffing) en deels uit een vast bedrag (tijdvakheffing) bestaat, is toegestaan. De Hoge Raad verwijst hierbij naar eerdere jurisprudentie, waarin is bepaald dat een heffing op verschillende grondslagen mag worden opgelegd, zolang dit duidelijk genoeg wordt gecommuniceerd aan de belastingplichtige.
De Hoge Raad overweegt dat de Gemeentewet geen specifieke eisen stelt aan het combineren van heffingen op één aanslagbiljet, zoals het hof heeft aangenomen. De afvalstoffenheffing en rioolheffing kunnen dus samen op één biljet worden vermeld, zelfs als deze gebaseerd zijn op verschillende periodes of grondslagen.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20241534, 23/02119 | 24-10-2024

Pakketbezorger parkeert niet, maar stopt voor onmiddellijk laden en lossen

Gemeenten kunnen parkeerbelasting heffen. De Gemeentewet verstaat onder parkeren het gedurende een aaneengesloten periode laten stilstaan van een motorvoertuig, anders dan voor het onmiddellijk in- of uitstappen van personen of het onmiddellijk laden of lossen van goederen. De Hoge Raad heeft in een arrest uit 1999 “onmiddellijk laden en lossen” uitgelegd als het bij voortduring in- of uitladen van zaken van enige omvang of enig gewicht. Dat moet direct aansluitend aan het tot stilstand brengen van de auto aanvangen en mag niet langer duren dan de tijd die daarvoor nodig is. Vanwege de omvang of het gewicht van de zaken kunnen zij niet of bezwaarlijk anders dan per voertuig ter plaatse worden gehaald of gebracht.

De rechtbank Rotterdam heeft de aan een pakketbezorger opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting van de gemeente Rotterdam vernietigd. De pakketbezorger had met een (magneet)bord op zijn voertuig aangegeven dat hij bezorger is. Per adres heeft hij niet langer dan twee minuten stilgestaan. De afgeleverde pakketjes zijn per stuk makkelijk te dragen maar tezamen kunnen ze niet door een persoon worden gedragen en bezorgd. Gezien deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van laden en lossen.

Hof Den Haag heeft het hoger beroep van de gemeentelijke heffingsambtenaar ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.

Tussen partijen was niet in geschil dat de auto uitsluitend heeft stilgestaan voor het uit de auto halen van pakketten, het lopen naar adressen waar de pakketten moesten worden afgegeven, het afleveren daarvan en het teruglopen naar de auto. Vanwege de beperkte omvang van de pakketten meende de heffingsambtenaar dat geen sprake was van “onmiddellijk laden en lossen”. De pakketbezorger heeft op de dag, waarop de naheffingsaanslag betrekking had, 89 pakketten bezorgd. De pakketten bevatten kleding en verschilden van zakken tot dozen van verschillende omvang en gewicht. De grootste dozen hadden een omvang van ongeveer 80x60x50 cm. Volgens het hof is niet vereist dat per parkeerincident of bezorgadres moet worden beoordeeld of sprake is van onmiddellijk laden en lossen. De heffingsambtenaar heeft niet aannemelijk gemaakt dat een andere wijze van vervoer dan per auto mogelijk was.

Bron: Gerechtshof Den Haag | jurisprudentie | ECLINLGHDHA20241616, BK-23/719 | 10-09-2024

Disproportionele tariefsverhoging forensenbelasting

De gemeente Gulpen-Wittem heeft de forensenbelasting fors verhoogd om de vastgelopen woningmarkt te reguleren. De vraag in een procedure is of dat wel mocht en of daarbij voldoende rekening is gehouden met de belangen van eigenaren van tweede woningen. De eigenaar van een tweede woning in de gemeente vocht de verhoging aan tot bij de Hoge Raad.

Standpunt van de belanghebbende

De belanghebbende, mede-eigenaar van een tweede woning in de gemeente Gulpen-Wittem, vindt de tariefsverhoging van de forensenbelasting van 0,23% naar 0,56% van de WOZ-waarde buiten proporties. De forensenbelasting is een gemeentelijke belasting voor personen, die niet hun hoofdverblijf in de gemeente hebben, maar wel een woning voor langere tijd tot hun beschikking hebben, zoals een vakantiewoning. Deze belasting dekt de kosten voor het gebruik van gemeentelijke voorzieningen door mensen die geen inwoners van de gemeente zijn. De belanghebbende stelt dat de tariefsverhoging zonder enig onderzoek naar de effecten daarvan is ingevoerd. Daarnaast voert hij aan dat de belangen van eigenaren van tweede woningen niet voldoende zijn meegewogen. Hij beroept zich op het evenredigheidsbeginsel en vindt de maatregel willekeurig en onredelijk.

Standpunt van de heffingsambtenaar

De heffingsambtenaar stelt dat de gemeente de bevoegdheid heeft om de forensenbelasting te verhogen. Deze verhoging is volgens hem rechtmatig. De heffingsambtenaar betoogt dat het tarief in lijn ligt met de WOZ-waarde van de woning en dat de belasting bedoeld is om te compenseren voor het gebruik van gemeentelijke voorzieningen door niet-ingezetenen van de gemeente. De verhoging is mede ingevoerd om de woningmarkt te reguleren, hetgeen volgens de heffingsambtenaar een legitieme reden is.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in het gelijk gesteld. De rechtbank overwoog daartoe dat tariefsverhoging binnen de bevoegdheden van de gemeente valt. Er is geen strijd met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank vindt de verhoging niet onredelijk, gezien het gebruik van gemeentelijke voorzieningen door forensen. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende afgewezen.

Oordeel van het hof

Het hof heeft in hoger beroep grotendeels het oordeel van de rechtbank bevestigd. Het hof overwoog dat gemeenten vrij zijn om de tarieven voor de forensenbelasting vast te stellen, zolang deze niet in strijd zijn met de wet. Wel oordeelde het hof dat de gemeenteraad nalatig was geweest in het afwegen van de gevolgen voor eigenaren van tweede woningen. Het besluit berust op een onzorgvuldige voorbereiding, maar de aanslag bleef in stand. De gemeente mocht de forensenbelasting heffen op basis van de WOZ-waarde.

Oordeel van de Hoge Raad

De Hoge Raad boog zich over de vraag of de tariefsverhoging disproportioneel is en of de gemeente zorgvuldig heeft gehandeld. Het verhogen van de forensenbelasting om de woningmarkt te reguleren is op zichzelf niet onrechtmatig, mits dit zorgvuldig gebeurt. Echter, volgens de Hoge Raad heeft de gemeente de belangen van eigenaren van tweede woningen niet voldoende meegewogen. Het gebrek aan zorgvuldig onderzoek naar de effecten van de verhoging maakt dat het besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de verhoging buiten toepassing gelaten. De aanslag is verlaagd naar het tarief dat gold vóór 2020.

Tip

Heeft u als eigenaar van een tweede woning te maken met een forse verhoging van de forensenbelasting? Neem dan contact met ons op. Wij kunnen uw situatie beoordelen en helpen bij het indienen van bezwaar of beroep tegen de aanslag.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20241178, 23/00801 | 12-09-2024