Invoering btw-richtlijn e-commerce

De staatssecretaris van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer gezegd dat de Wet implementatie richtlijnen elektronische handel, anders dan eerder is bericht, per 1 juli 2021 kan worden uitgevoerd. Om nadelige gevolgen van een latere uitvoering voor het bedrijfsleven te voorkomen wordt een tijdelijke voorziening getroffen. Door het wetsvoorstel worden de heffing en inning van btw op grensoverschrijdende internetverkopen van goederen en diensten aan consumenten gemoderniseerd en vereenvoudigd. Het wetsvoorstel moet in de gehele EU per 1 juli 2021 zijn ingevoerd.

De staatssecretaris wijst erop dat aan de tijdelijke voorziening risico’s en onzekerheden zijn verbonden. Deze hebben vooral met het nog onbekende volume van werkstromen te maken. Ook is er een risico dat de uitwisseling van gegevens met de lidstaten niet tijdig goed zal functioneren.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2021-0000009117 | 18-01-2021

Herziening ineens aftrek voorbelasting

Ondernemers hebben recht op aftrek van de omzetbelasting die drukt op door hen aangeschafte goederen en diensten voor zover deze bestemd zijn voor belaste prestaties. Worden de goederen en diensten gebruikt voor andere dan belaste prestaties dan wordt de aftrek van voorbelasting herzien.

De Nederlandse wet gaat uit van herziening ineens van de aftrek van voorbelasting wanneer bij ingebruikneming sprake is van afwijkend gebruik ten opzichte van de aanvankelijke bestemming. Voor investeringsgoederen waarop wordt afgeschreven geldt een herzieningsregeling gedurende vijf of tien jaar. Deze herzieningsregeling voorziet in een correctie van de oorspronkelijke aftrek van voorbelasting bij wijzigingen in het gebruik gedurende de herzieningsperiode. De herziene btw is gerelateerd aan de duur van de herzieningsperiode en bedraagt dus maximaal 20 resp. 10% per jaar. De herziening vindt plaats bij de aangifte over het laatste tijdvak van het boekjaar van de ondernemer aan de hand van het werkelijke gebruik in dat boekjaar.

De Hoge Raad heeft aan het Hof van Justitie EU de vraag voorgelegd of de herziening ineens in overeenstemming is met de Europese btw-richtlijn. Het Hof van Justitie EU heeft in het arrest Stichting Schoonzicht deze vraag van de Hoge Raad bevestigend beantwoord. Volgens dat arrest is het toegestaan dat in de loop van het jaar van de ingebruikneming van een investeringsgoed, dat ook overeenkomt met het eerste jaar van herziening, het totale bedrag van de oorspronkelijk toegepaste aftrek in één keer wordt herzien.

Na beantwoording door het Hof van Justitie EU heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie tegen de uitspraak van Hof Amsterdam ongegrond verklaard. Het hof had geoordeeld dat herziening ineens was toegestaan. De procedure had betrekking op de aftrek van voorbelasting op een appartementencomplex, dat is aangeschaft in 2013 met als bestemming belaste verhuur. Vanaf 1 augustus 2014 verhuurde de ondernemer vier appartementen met vrijstelling van omzetbelasting. De overige drie appartementen zijn in 2014 niet in gebruik genomen. De ondernemer heeft bij ingebruikname van de vier appartementen de aftrek van voorbelasting ineens herzien en tegen de voldoening op aangifte bezwaar gemaakt. De ondernemer was van mening dat de herziening slechts betrekking had op een tiende deel van de in 2013 in aftrek gebrachte omzetbelasting voor vier appartementen.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20201884, 17/00799 bis | 26-11-2020