Hoe een foutje in een managementovereenkomst de inspecteur bijna in de kaart speelde

De inspecteur heeft aan een bv naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd vanwege vermeende privaatrechtelijke dienstbetrekkingen met twee bestuurders, die via een houdstermaatschappij werkzaamheden verrichtten voor de bv. Het bezwaar van de bv tegen de naheffingsaanslagen en de boetes is ongegrond verklaard. In beroep bij de rechtbank zijn de naheffingsaanslagen verminderd, maar de boetebeschikking bleef staan. Hoger beroep bij het hof leidde tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar Hof Den Bosch. Hoe oordeelde het hof in deze zaak?

Verzekeringsplicht voor bestuurders?

In geschil was of er verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen bestaat en of de twee bestuurders van de houdstermaatschappijen in fictieve dienstbetrekking tot de bv staan. Het antwoord hierop hangt af van de rechtsverhouding tussen partijen, met name of er sprake is van arbeidsovereenkomsten. De inspecteur voerde aan, dat beide houdstermaatschappijen slechts één werknemer hebben en dat de bedoeling was dat de werkzaamheden voor de bv uitsluitend door deze werknemers werden verricht, wat ook de praktijk was. Hij wees op een artikel in de managementovereenkomst dat sprak over een “arbeidsovereenkomst” en beschouwde de ontvangen managementvergoedingen daarom als loon. De inspecteur voerde verder aan, dat beide bestuurders onder gezag en toezicht van de algemene vergadering van aandeelhouders stonden.

Hof Den Bosch oordeelde echter dat de managementovereenkomst geen indicatie geeft van een arbeidsovereenkomst. Omdat de bestuurders een arbeidsovereenkomst met hun persoonlijke houdstermaatschappijen hadden, was geen sprake van fictieve dienstbetrekkingen met de bv.

Conclusie

Deze casus benadrukt de cruciale rol die juridische details kunnen spelen in belastingzaken. Een ogenschijnlijk onbelangrijk detail in de managementovereenkomst leidde bijna tot een aanzienlijke verandering in de uitkomst. Deze zaak laat zien hoe belangrijk het is om aandacht te besteden aan de formulering en inhoud van juridische documenten. Het is van belang om in een managementovereenkomst geen bepaling op te nemen over de wijze waarop de opdracht moet worden uitgevoerd. Neem bij twijfel over de inhoud van de managementovereenkomst contact met ons op of laat een nieuwe overeenkomst opstellen.

Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch | jurisprudentie | ECLINLGHSHE20234168, 22/00415 | 12-12-2023

Tijdelijke baan verhindert toepassing 30%-regeling

Een van de voorwaarden voor toepassing van de 30%-regeling is dat de werknemer uit een ander land is aangeworven. Of dat het geval is moet worden beoordeeld naar de feiten en omstandigheden op het moment van het aangaan of de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst.

Een andere voorwaarde is dat het verzoek betrekking heeft op een eerste tewerkstelling in Nederland.

Een werkneemster is uit India naar Nederland gekomen om hier een studie te volgen. Na het afronden van de studie heeft zij tijdelijk gewerkt. Deze dienstbetrekking voldeed niet aan het salariscriterium van de 30%-regeling. De werkzaamheden kwalificeerden niet als opleiding of stage omdat de opleiding al was afgerond. De vraag was of de werkneemster op het moment van het aangaan van de kwalificerende arbeidsovereenkomst al aan het werk was bij de tijdelijke werkgever. De rechtbank oordeelde dat dit het geval was. Met een beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft de rechtbank de tijdelijke baan op één lijn gesteld met een bijbaan tijdens de studie. Een dergelijke bijbaan is volgens de rechtbank geen belemmering voor de toepassing van de 30%-regeling.

In hoger beroep bestrijdt de inspecteur dat er intern beleid zou zijn waaruit blijkt dat werken tijdens de studie anders wordt beoordeeld dan werken nadat de studie in Nederland is afgerond. Voor de toepassing van de 30%-regeling wordt onderscheid gemaakt tussen de situatie waarin een student na het beëindigen van zijn bijbaan wordt aangeworven en de situatie waarin de bijbaan nog niet is beëindigd.

In de eerste situatie sluit de bijbaan niet uit dat de student kwalificeert als een inkomende werknemer. Daarvoor is van belang dat de student/werknemer nog niet in Nederland woonde en ook niet in Nederland werkzaam was. In een dergelijk geval is geen sprake van begunstigend beleid maar van een juiste rechtstoepassing.

In de tweede situatie sluit de bijbaan uit dat de student kwalificeert als een inkomende werknemer, omdat hij op het moment van tot stand komen van de arbeidsovereenkomst in Nederland werkzaam is.

Het hof heeft het beroep van de werkneemster op het beleid over stages in het kader van de opleiding afgewezen, omdat in haar geval geen sprake is van een stage. Dat betekent dat evenmin sprake is van gelijke gevallen. Het hof is van oordeel dat de inspecteur het verzoek om toepassing van de 30%-regeling terecht heeft afgewezen.

Bron: Gerechtshof Amsterdam | jurisprudentie | ECLINLGHAMS2024179, 23/631 | 22-01-2024

Mastertitel op wo-niveau behaald aan hbo-instelling

Een van de voorwaarden voor toepassing van de 30%-regeling voor ingekomen werknemers is dat de werknemer beschikt over een specifieke deskundigheid. Wanneer de werknemer voldoet aan de daarvoor geldende salarisnorm, wordt verondersteld dat hij over de vereiste specifieke deskundigheid beschikt. Voor werknemers, die jonger zijn dan 30 jaar, geldt een verlaagde salarisnorm op voorwaarde dat de werknemer een mastertitel heeft behaald in het wetenschappelijke onderwijs (wo).

In een procedure voor de rechtbank Gelderland is de vraag of een werknemer een masterdiploma in het wo bezit. De werknemer heeft een masterdiploma behaald aan een Nederlandse hbo-instelling. Volgens de Belastingdienst kwalificeert deze titel niet en is de 30%-regeling niet van toepassing.

De rechtbank volgt het standpunt van de Belastingdienst niet. Bepalend is of de titel op wetenschappelijk niveau is. Het niveau van de instelling is niet doorslaggevend. Tegenwoordig kunnen hbo-instellingen onderwijs verzorgen op wo-niveau. In deze zaak staat vast dat de opleiding van de werknemer is geaccrediteerd als “wo-master”. De Belastingdienst heeft het verzoek om toepassing van de 30%-regeling ten onrechte afgewezen.

Bron: Rechtbank Gelderland | jurisprudentie | ECLINLRBGEL2024188, ARN 23_2946 | 16-01-2024