Geen bouwdepot maar spaarrekening

Hof Den Bosch heeft in een procedure over een aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2017 geoordeeld dat het saldo op een spaarrekening een bezitting is voor de rendementsgrondslag van box 3. De belanghebbende in de procedure meende dat het saldo niet als bezitting kon worden aangemerkt omdat het bestemd was voor de afbouw van de eigen woning in aanbouw. De belanghebbende meende dat hij vanwege de bestemming niet vrij over het saldo kon beschikken. Het geld stond enkel nog op de spaarrekening omdat de bouw was vertraagd.

De woning in aanbouw gold op 1 januari 2017 als eigen woning voor de belanghebbende. Voor zover op 1 januari 2017 bouwtermijnen vervallen waren, die nog niet waren betaald, vormden deze een schuld, die behoorde bij de eigen woning. Een dergelijke schuld valt in box 1 en behoort niet tot de rendementsgrondslag van box 3. Op 1 januari 2017 nog niet vervallen bouwtermijnen vormden geen schuld in de zin van de Wet IB 2001. Van een bouwdepot was geen sprake. De belanghebbende heeft het geld, dat bestemd was voor de aannemer, verkregen door de verkoop van een andere woning en niet door het afsluiten van een hypotheek. Het hof vond niet aannemelijk dat de belanghebbende niet vrij over de spaarrekening zou kunnen beschikken.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen de hofuitspraak zonder nadere motivering ongegrond verklaard.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20241381, 23/02160 | 03-10-2024

Afwaardering regresvordering dga niet ten laste van inkomen

De dga van een holding ging in hoger beroep bij het hof vanwege een geschil met de Belastingdienst. De rechtsvraag was of hij in zijn aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2017 een regresvordering op de bv mocht afwaarderen ten laste van zijn resultaat uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen.

Achtergrond van de zaak

De holding had een 100%-dochtermaatschappij (de bv). In 2004 en 2007 stelde de dga zich persoonlijk borg voor de schulden van de bv bij de bank. De  belanghebbende en zijn holding waren gezamenlijk eigenaar van een pand. Toen dit pand in 2017 werd verkocht, werd een deel van de opbrengst gebruikt om de schuld van de bv aan de bank af te lossen. De belanghebbende stelde dat dit leidde tot een regresvordering op de bv en dat hij die vordering mocht afwaarderen in zijn aangifte inkomstenbelasting, aangezien hij ervan uitging dat de bv het bedrag niet zou kunnen terugbetalen.

Zakelijkheid van de borgstelling

De belangrijkste vraag in deze zaak was of de borgstelling, die de dga in 2004 en 2007 is aangegaan, zakelijk was. De toets hiervoor is of een onafhankelijke derde onder dezelfde voorwaarden bereid zou zijn geweest om eenzelfde borgstelling aan te gaan. Het hof oordeelde dat dit niet het geval was. Hierbij speelden de volgende factoren een rol:

  • de bv had een negatief eigen vermogen toen de borgstelling werd aangegaan;
  • er was geen schriftelijke borgstellingsovereenkomst;
  • er waren geen zekerheden gesteld, en de borgstelling gold zowel voor oude als nieuwe schulden zonder dat een einddatum was vastgelegd; en
  • er was geen borgstellingsvergoeding overeengekomen tussen de dga en de bv.

Op basis van deze feiten oordeelde het hof dat een onafhankelijke derde onder die voorwaarden niet bereid zou zijn geweest om de borgstelling te accepteren. Daarom werd de borgstelling als onzakelijk gezien.

Afwaardering regresvordering ten laste van het inkomen in box 1 niet toegestaan

Doordat de borgstelling onzakelijk was, werd deze gezien als een handeling uit aandeelhoudersmotieven. Dit betekende dat de regresvordering, die ontstond toen de bank de dga aansprak op zijn borgstelling, niet kon worden afgewaardeerd ten laste van het resultaat uit terbeschikkingstelling van vermogen.

Advies

Voordat u zich borg stelt voor schulden van uw bv, is het van groot belang om te beoordelen of de borgstelling zakelijk is. Een onzakelijke borgstelling heeft tot gevolg dat u een eventueel verlies op de borgstelling niet ten laste van uw inkomen kunt brengen. Het is daarom van groot belang om goed op de hoogte te zijn van de vereisten die gelden voor een zakelijke borgstelling. Zorg voor een schriftelijke overeenkomst, vraag waar mogelijk om zekerheden en beding een zakelijke vergoeding voor de borgstelling. Heeft u twijfels of vragen? Neem gerust contact met ons op.

Bron: Gerechtshof Den Haag | jurisprudentie | ECLINLGHDHA20241475, BK-23/160 | 09-07-2024

Verzwijgen van omzet en de valkuil van een bankrekening op eigen naam

Een bv, die een nertsenfokkerij dreef, heeft bewust omzetbedragen buiten het zicht van de Belastingdienst op een Luxemburgse bankrekening laten storten. De bankrekening stond op naam van de dga van de bv. De inspecteur kwam dit op het spoor nadat de Belastingdienst in 2019 een onderzoek aankondigde in de pelsdierensector. In reactie hierop nam de dga contact op met de inspecteur en meldde vrijwillig dat nog een saldo van ongeveer $195.000 in contanten aanwezig was. De inspecteur legde vervolgens navorderingsaanslagen op aan de dga over meerdere jaren, samen met vergrijpboetes vanwege het bewust achterhouden van inkomsten.

Standpunt van de dga

De dga betoogde dat de Luxemburgse bankrekening eigenlijk op naam van de bv had moeten staan, maar dat dit niet was gebeurd vanwege een te oud uittreksel uit de KvK bij het openen van de rekening. Hij voerde verder aan dat de opbrengsten toebehoorden aan de bv en dat geen sprake was van een privé-uitkering. Daarnaast stelde hij dat hij in 2019 een lager werkelijk rendement had behaald dat niet meegenomen was in de heffing van box 3.

Standpunt van de inspecteur

De inspecteur betoogde dat de bankrekening op naam van de dga stond en dat de stortingen als een winstuitdeling van de bv aan de dga moesten worden gezien. Om van een winduitdeling te kunnen spreken, moet voldaan zijn aan een subjectieve eis en een objectieve eis. De objectieve eis houdt in dat een vermogensverschuiving heeft plaatsgevonden van de bv naar de aandeelhouder, waardoor de bv wordt verarmd en de aandeelhouder wordt verrijkt. De inspecteur stelde dat de storting van omzetbedragen op een privébankrekening van de dga een vermogensverschuiving van de bv naar de de dga inhield. De subjectieve eis vereist dat zowel de bv als de dga zich bewust moet zijn van de bevoordeling. In dit geval wist de dga dat de gelden afkomstig waren van de bv en dat ze ten gunste van hem werden gestort. Dit maakte volgens de inspecteur duidelijk dat de partijen bewust hebben gehandeld, waarmee is voldaan aan de subjectieve eis.

Verder trok de inspecteur de kaart van de informatiebeschikking, nadat de ondernemer niet volledig had gereageerd op meerdere vragenbrieven. Een informatiebeschikking wordt door de inspecteur gebruikt als een belastingplichtige niet voldoet aan zijn verplichting om gevraagde informatie te verstrekken. Dit kan betekenen dat de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard. Dat betekende in dit geval dat de dga moest aantonen dat de aanslagen niet juist zijn, hetgeen hij in deze zaak niet kon.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank overwoog dat de opbrengsten uit de nertsenhuidenverkoop bewust op de Luxemburgse rekening waren gestort en niet in de aangiften waren opgenomen. Er was sprake van een winstuitdeling in de jaren 2007 en 2008. Het saldo van de bankrekening is terecht in de box 3-heffing van de dga meegenomen. Ook vond de rechtbank dat de dga onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij in 2019 een lager werkelijk rendement had behaald. De vergrijpboetes heeft de rechtbank passend geacht, maar deels gematigd vanwege de lange duur van de procedure.

Bewijs leveren is fundamenteel

De rechtbank benadrukte dat het leveren van voldoende bewijs cruciaal is in belastingzaken. In dit geval had de ondernemer niet kunnen aantonen dat de Luxemburgse bankrekening zakelijk was en geen privévermogen vertegenwoordigde. Bovendien was onvoldoende bewijs geleverd voor het gestelde lagere rendement in 2019. Het niet kunnen overleggen van bewijzen kan leiden tot het verwerpen van standpunten en kan daarnaast nadelige fiscale consequenties hebben. In deze zaak leidde de informatiebeschikking ertoe dat de ondernemer extra bewijs moest leveren, waar hij niet in slaagde. Het belang van goede documentatie en tijdige reactie op informatieverzoeken mag niet worden onderschat.

Waarschuwing

Het is cruciaal om (buitenlandse) bankrekeningen altijd op naam van de juiste entiteit, zoals in dit geval de bv, te openen en alle inkomsten correct in de belastingaangiften op te nemen. Reageer altijd tijdig op vragenbrieven van de Belastingdienst om te voorkomen dat de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard. Het verbergen van vermogen kan leiden tot forse boetes en belastingheffing, zoals in dit geval gebeurde. Neem bij twijfel contact met ons op voor advies over hoe u uw fiscale verplichtingen correct kunt naleven en om ervoor te zorgen dat u voldoende bewijs heeft om uw standpunten te onderbouwen.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLINLRBZWB20246204, BRE 23/1319, 23/1320, 23/839, 23/841, 23/842, 23/2799, 23/2800 en 23/2801 | 04-09-2024