Volgens vaste jurisprudentie worden aan een bron van inkomen drie voorwaarden gesteld:
- er is deelname aan het economische verkeer;
- met het oogmerk om voordeel te behalen; en
- de verwachting dat het voordeel redelijkerwijs kan worden behaald.
De bewijslast voor het bestaan van een bron van inkomen rust op de belastingplichtige.
In een procedure was in geschil of activiteiten met betrekking tot een stuk grond een bron van inkomen vormden, hetzij als ondernemingsactiviteit, hetzij als resultaat uit overige werkzaamheden. Het stuk grond was in 2008 gekocht om daarop een woon-/werkpand te bouwen. De gemeente heeft een vergunning voor de bouw afgegeven, waarna in 2009 is begonnen met de bouw. Als gevolg van de economische crisis, het faillissement van de aannemer en persoonlijke omstandigheden is de belanghebbende in financiële problemen geraakt. De bank is vervolgens met de financiering gestopt. De gemeente heeft de bouwvergunning ingetrokken omdat gedurende een half jaar geen bouwactiviteiten waren verricht. Uiteindelijk is de onroerende zaak in 2014 via een openbare veiling verkocht. De belanghebbende wilde het op het project geleden verlies ten laste van zijn belastbare inkomen brengen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er vanaf 2010 niet veel gebeurd. Voor zover er sprake is geweest van een bron van inkomen, dan was dat in ieder geval in 2014 niet meer het geval. Dat betekent dat er ook geen sprake kan zijn van negatieve winst uit onderneming of een negatief resultaat uit overige werkzaamheden.
Bron: Gerechtshof Amsterdam | jurisprudentie | ECLINLGHAMS20213227, 20/00528 | 27-10-2021