Omvang terbeschikkingstelling

De opbrengst van de terbeschikkingstelling van vermogensbestanddelen aan een vennootschap, waarin de belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft, wordt tot resultaat uit overige werkzaamheden gerekend.

In een procedure voor Hof Den Bosch was de omvang van een terbeschikkingstelling in geschil. Het betrof een paardencomplex, dat volgens de eigenaar slechts gedeeltelijk aan zijn bv ter beschikking is gesteld. De rechtbank was van oordeel dat het gehele complex aan de bv ter beschikking is gesteld. De rechtbank leidde dat af uit verklaringen van de belanghebbende ter zitting en uit de balans van de terbeschikkingstelling. Volgens de rechtbank kon de bv vrijelijk beschikken over de aanwezige paardenboxen en de bijbehorende faciliteiten van het complex.

Het hof acht het oordeel van de rechtbank juist en op goede gronden gegeven. Het hof voegt daaraan toe, dat de belanghebbende het complex in zijn geheel als tbs-vermogen in aanmerking heeft genomen en niet gedeeltelijk in box 3 heeft opgenomen. De in aftrek gebrachte kosten hebben betrekking op het gehele paardencomplex. Naar het oordeel van het hof heeft de inspecteur de aangebrachte correctie van de huursom voldoende aannemelijk gemaakt.

Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch | jurisprudentie | ECLINLGHSHE2024823, 22/01339 | 12-03-2024

Supermarktsaga: een rammelende kas

Een belastingplichtige exploiteerde vijf avondwinkels en een supermarkt met slagerij. Tijdens een boekenonderzoek naar de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting en omzetbelasting is volgens de inspecteur gebleken dat sprake was van een rammelende kas. De inspecteur verhoogt de winst en legt aanslagen op. De belastingplichtige is het hier niet mee eens en gaat in bezwaar. Hoe liep dit af?

Boekenonderzoek legt gebreken bloot

De belastingplichtige heeft tijdens het boekenonderzoek verklaard, dat hij bedragen heeft geleend en legt een aantal onderhandse overeenkomsten voor die zijn gesloten met een buitenlandse persoon. De belastingplichtige heeft geen dagelijkse kasadministratie gevoerd. De kasadministratie werd per kwartaal achteraf opgemaakt door de adviseur, aan de hand van kassa-afslagen en contant betaalde facturen. Ook is niet periodiek het kasgeld geteld. Daarnaast werden in 45% van de afrekenmomenten foute kassa-aanslagen verricht. De voorraad tabak was tegen de gemiddelde verkoopprijs gewaardeerd. De belastingplichtige kon de contante geldstortingen niet verklaren. Van de post crediteuren ontbrak een specificatie en er was sprake van een negatieve kas van maar liefst € 200.000. De inspecteur heeft alle genoemde punten als omzet gecorrigeerd. De belastingplichtige is het oneens met deze correcties en gaat in beroep bij de rechtbank.

Van rechtbank tot hof

De rechtbank oordeelt dat de inspecteur het bij het rechte eind heeft. De belastingplichtige probeerde het nog een keer en ging in hoger beroep bij het hof.  Het hof oordeelde dat de belastingplichtige de herkomst van het contante geld niet aannemelijk heeft gemaakt. Uit de door de belastingplichtige aangeleverde algemene documenten kan niet worden vastgesteld hoe hoog de bedragen werkelijk waren. In een geldleningsovereenkomst staat ‘we hereby pay’. Volgens de belastingplichtige klopt dit niet, aangezien hij van mening is dat de gelden op afroep werden uitbetaald. Het hof oordeelde dat de belastingplichtige er niet in is geslaagd om dit te bewijzen. Er is op geen enkel moment een juist overzicht van de nog te betalen crediteuren overlegd. De negatieve kas van € 200.000 kwam naar voren in een overlegd audit-dossier. Het hof oordeelde dat dit een primair gegeven uit de administratie van de belastingplichtige was en dat de inspecteur terecht het bedrag van € 200.000 als omzet heeft verhoogd. Uiteindelijk bedroeg de correctie meer dan € 330.000. Het hof oordeelde dat het hoger beroep van belastingplichtige ongegrond is.

Tips voor kasbeheer

Heeft u een kas in uw onderneming? Zorg dan dat deze dagelijks wordt opgemaakt. Tel regelmatig het kasgeld, laat iemand anders dit ook doen en bewaar de telresultaten zorgvuldig. Dit kan veel fiscaal leed voorkomen.

Bron: Gerechtshof Den Haag | jurisprudentie | ECLINLGHDHA2024237, BK-23/81 en BK-23/82 | 07-02-2024

Renteroulette: gekibbel om een lening van de bv

Een belastingplichtige heeft twee leningen afgesloten voor de aanschaf van een eigen woning. Eén van deze leningen is verstrekt door zijn eigen bv. Deze lening kent een rentepercentage van 9,4 en heeft een onbepaalde looptijd. Zowel de belastingplichtige als zijn fiscale partner hebben het recht om op elk gewenst moment extra aflossingen te doen. De inspecteur heeft de aangifte inkomstenbelasting van de belastingplichtige niet geaccepteerd, omdat hij van mening is dat de schuld aan de bv niet kwalificeert als een eigenwoningschuld. De inspecteur heeft het bezwaar van de belastingplichtige tegen de aanslag afgewezen, waarna de belastingplichtige in beroep ging bij de rechtbank.

De procedure bij de rechtbank draaide om de vragen of voldaan is aan de aflossingseis en of een rentepercentage van 9,4 als zakelijk beschouwd kan worden. De belastingplichtige betoogde dat het percentage zakelijk was, aangezien dit overeen zou komen met het percentage dat de ING-bank voor vergelijkbare leningen vroeg. Verder voerde de belastingplichtige aan, dat met zijn partner en de bv overeengekomen is dat de lening over een periode van 30 jaar lineair zou worden afgelost.

Volgens de rechtbank rust de bewijslast op de belastingplichtige. Dit betekent dat de belastingplichtige aannemelijk dient te maken dat sprake is van een eigenwoningschuld in de zin van de inkomstenbelasting. De rechtbank concludeert dat de belastingplichtige hierin niet is geslaagd. De lening is voor onbepaalde tijd aangegaan en de leningsovereenkomst bevat geen aflossingseis, maar biedt slechts de mogelijkheid tot aflossen. De lening heeft daardoor een looptijd van meer dan 360 maanden. Een in 2021 opgesteld addendum, dat verplicht tot lineair aflossen binnen een termijn die conform de wet is, kan de belastingplichtige niet redden, omdat dit addendum betrekking heeft op jaren vanaf het addendum en niet op de jaren waarop het geschil ziet.

Wat betreft het rentepercentage van 9,4 het volgende: ter onderbouwing verwees de belastingplichtige naar een webpagina van een drogisterij met rentetarieven voor doorlopende kredieten met een kredietlimiet van € 10.000. De rechtbank oordeelt dat de belastingplichtige hiermee niet heeft aangetoond dat het percentage zakelijk is. De rechtbank volgt het door de inspecteur gehanteerde percentage van 2,75 en heeft het beroep ongegrond verklaard.

Bron: Rechtbank Den Haag | jurisprudentie | ECLINLRBDHA20242156, SGR 23/3572 | 14-02-2024