Kamerbrief over toekomstig stelsel box 3

De staatssecretaris van Financiën heeft een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over de ontwikkelingen rond de belastingheffing in box 3 van de inkomstenbelasting. In de brief gaat de staatssecretaris in op de aankomende arresten van de Hoge Raad over het rechtsherstel box 3 en op het nieuwe stelsel van belastingheffing in box 3.

Arresten Hoge Raad

Bij de Hoge Raad zijn meerdere procedures aanhangig over de vraag of de huidige wijze van berekening van het box 3-inkomen in lijn is met het Kerstarrest van de Hoge Raad. In afwachting van de uitkomst van deze procedures houdt de Belastingdienst het opleggen van definitieve aanslagen en het afhandelen van bezwaarschriften inzake box 3 aan in gevallen waarin het box 3-inkomen uit meer bestaat dan banktegoeden. De Hoge Raad verwacht in augustus of september 2024 uitspraak te doen in deze zaken.

In de conclusies bij de deze zaken geven de Advocaten-generaal aan dat de heffing in box 3 nog steeds in strijd kan zijn met het EVRM. In die gevallen zal aanvullend rechtsherstel moeten worden geboden. Als de Hoge Raad de lijn van de conclusies Pauwels volgt, zal aan belastingplichtigen de gelegenheid moeten worden geboden om het werkelijke rendement aannemelijk te maken. De Belastingdienst bereidt een (digitaal) formulier ‘opgaaf werkelijk rendement’ voor. Het formulier moet het mogelijk maken om het werkelijke rendement zoveel mogelijk uniform en geautomatiseerd te registreren. De uiteindelijke vormgeving van het formulier is afhankelijk van het antwoord op de vraag wat onder ‘werkelijk rendement’ verstaan moet worden. Daarvoor moeten de arresten van de Hoge Raad afgewacht worden.

Nieuw stelstel

Uitgangspunt van het nieuwe stelsel is een vermogensaanwasbelasting. Hierbij worden het directe rendement en de waardeontwikkeling van het vermogen in de heffing betrokken. Voor onroerende zaken en aandelen in familiebedrijven en startende ondernemingen geldt een vermogenswinstbelasting. Hierbij wordt de vermogenswinst of -verlies bij vervreemding belast. Er is onderzocht of deze uitzonderingen in strijd zijn met de Europese staatssteunregels. Voor onroerende zaken en voor aandelen in startups lijkt dit niet het geval te zijn. Een afwijkende regeling voor aandelen in familiebedrijven is niet goed te verantwoorden en leidt mogelijk tot onrechtmatige staatssteun. De voorgestelde afwijkende behandeling van aandelen in familiebedrijven wordt daarom geschrapt.

Belasten van eigen gebruik onroerende zaken in box 3

Het inkomen uit onroerende zaken bestaat uit de volgende componenten:

  • reguliere voordelen, zoals huur, pacht en/of het voordeel van eigen gebruik,
  • vervreemdingsvoordelen, en
  • kosten.

Het voordeel van eigen gebruik van een onroerende zaak wordt forfaitair vastgesteld. Dit forfait dient de economische huurwaarde te weerspiegelen. De hoogte van het forfait is nog niet bepaald. Bij vervreemding bestaat het inkomen uit de verkoopopbrengst minus de verkrijgingsprijs. De verkrijgingsprijs bestaat uit de aanschafprijs vermeerderd met aangebrachte verbeteringen. De verkrijgingsprijs van een onroerende zaak, die aanvang 2027 al in bezit is, wordt gesteld op de waarde in het economische verkeer op dat tijdstip.

Inwerkingtreding per 2027 kan door de verwachte arresten van de Hoge Raad in gevaar komen als die leiden tot aanvullende herstelwerkzaamheden. Deze herstelwerkzaamheden krijgen uiteraard voorrang. De inwerkingtreding kan ook worden vertraagd door het parlementaire proces en door gedurende de behandeling van het wetsvoorstel aangebrachte wijzigingen.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2024-0000229730 | 22-04-2024

Gevolgen verliesverrekening voor aanslag waarmee verlies is verrekend

Een ondernemer leed in 2018 verlies. De inspecteur heeft het vastgestelde verlies bij beschikking verrekend met de aanslag inkomstenbelasting over 2015. In reactie op de beschikking verliesverrekening vragen de ondernemer en zijn fiscale partner de inspecteur om een herverdeling van het inkomen in box 3 over het jaar 2015. De inspecteur wijst dit af, waarop de ondernemer en zijn partner in beroep gaan bij de rechtbank. De vraag is of de verdeling van gezamenlijke inkomensbestanddelen kan worden herzien als een onherroepelijk vaststaande aanslag wordt verminderd als gevolg van een beschikking verliesverrekening.

Wat bekent bezwaar tegen achterwaartse verliesverrekening?

In de beschikking achterwaartse verliesverrekening is aangegeven dat hiertegen bezwaar kan worden gemaakt. Gezien het feit dat er in het belastingrecht alleen bezwaar kan worden gemaakt tegen een voor bezwaar vatbare beschikking, is dit de ingang voor bezwaar en beroep. Echter, de inspecteur heeft de brief van de ondernemer en zijn partner opgevat als verzoeken om ambtshalve vermindering. Dit leidt ertoe dat hij de ondernemer laat weten dat een herverdeling van de grondslag sparen en beleggen niet mogelijk is omdat beide aanslagen reeds onherroepelijk vaststaan. Is door de opstelling van de inspecteur sprake van het onthouden van rechtsbescherming nu de inspecteur het bezwaarschrift ongegrond verklaart? De inspecteur stelt dat achterwaartse verliesverrekening niet impliceert dat de aanslag niet onherroepelijk vaststaat. Daarom is het niet mogelijk om terug te komen op de in de aangifte vermelde verdeling van aftrekposten.

Oordeel hof

Het hof oordeelt, net als de rechtbank, dat het feit dat bezwaar tegen een beschikking verliesverrekening openstaat, niet betekent dat daarmee ook bezwaar kan worden gemaakt tegen de onherroepelijk vaststaande aanslag waarmee het verlies wordt verrekend. Wel overweegt het hof dat een wettelijke regeling moet worden geïnterpreteerd met inachtneming van doel en strekking van de wet, vooral als de letterlijke toepassing van de wet tot onvoorziene gevolgen leidt. Volgens het hof moet de rechter zich afvragen of de wetgever deze situatie heeft voorzien en de gevolgen heeft willen aanvaarden.

Onvoorziene omstandigheid

Het hof is van oordeel dat de wetgever de wettelijke regeling en begrenzing van de verdeling van aftrekposten en gezamenlijke inkomensbestanddelen noodzakelijk acht voor de uitvoerbaarheid van de regeling, omdat elke aanpassing gevolgen kan hebben voor bijvoorbeeld de toeslagen. De wetgever heeft niet voorzien dat door de achterwaartse verliesverrekening het belastbare inkomen van een belastingplichtige zodanig kan wijzigen dat daardoor een heffingskorting niet meer kan worden benut. Omdat de verliesverrekening geen gevolgen heeft voor de toeslagen, schuift het hof de wet opzij en stelt de aanslagen vast conform het verzoek van de ondernemer en zijn partner.

Tip: Hebt u een verlies uit onderneming geleden? Controleer dan zorgvuldig of de achterwaartse verliesverrekening invloed heeft op uw heffingskortingen. Bij twijfel is het verstandig om uw situatie aan ons voor te leggen.

Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch | jurisprudentie | ECLINLGHSHE2024515, 22/00814 tot en met 22/00817 | 20-02-2024

Verdeling van aftrekposten door fiscale partners kan later aangepast worden

Een echtpaar woonde met hun twee kinderen in een eigen woning. De eigen woning is gefinancierd met een hypothecaire lening. In hun aangiften inkomstenbelasting over 2018 hebben de echtgenoten de negatieve inkomsten uit de eigen woning zodanig verdeeld dat dit voor hen het meest gunstige fiscale resultaat opleverde. De negatieve inkomsten uit de eigen woning bestaan uit het eigenwoningforfait verminderd met de betaalde rente op de hypothecaire lening.

De inspecteur accepteert de aangifte zoals ingediend en legt op basis daarvan een aanslag op. Een jaar later komt het echtpaar tot de conclusie dat de rente foutief is opgegeven. Daarom dienen de echtgenoten over 2018 herziene aangiften in. In deze aangiften kiezen ze voor een andere verdeling van de aftrekpost voor de eigen woning. De inspecteur legt een navorderingsaanslag op, maar wijkt daarbij af van de gekozen verdeling van de aftrekpost. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht de oorspronkelijk gekozen verdeling van de aftrekpost heeft gehanteerd. Het echtpaar gaat in hoger beroep. De rechtsvraag in hoger beroep is of een belastingplichtige mag terugkomen op de eerder gekozen verdeling van de aftrekpost ter zake van de eigen woning.

Echtgenoten zijn volgens de wet elkaars fiscale partner. Fiscale partners mogen bepaalde inkomensbestanddelen en aftrekposten onderling verdelen om een zo goed mogelijk fiscaal resultaat te verkrijgen. Dit is toegestaan tot het moment dat de aanslagen of navorderingsaanslagen van de belastingplichtige en zijn partner onherroepelijk vaststaan. De inspecteur beroept zich op de parlementaire geschiedenis uit 2009, waar staat dat een belastingplichtige en zijn fiscale partner de verdeling kunnen wijzigen tot het moment dat de aanslag van één van hen onherroepelijk vaststaat.

De rechtbank volgt de zienswijze van de inspecteur, maar het hof oordeelt anders. Een belastingplichtige en zijn fiscale partner mogen de onderlinge verdeling van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen aanpassen tot het moment dat de aanslagen of de navorderingsaanslagen van de belastingplichtige en van de fiscale partner onherroepelijk vaststaan. Volgens het hof heeft de inspecteur zich beroepen op de oude parlementaire geschiedenis. Door een aanpassing van de wet is het belang daarvan vervallen.

Tot slot een tip: in deze casus duurde de behandeling van het hoger beroep meer dan twee jaar, waardoor het echtpaar in beginsel recht had op een vergoeding voor immateriële schade. Deze schadevergoeding wordt alleen toegekend als daar om wordt verzocht. Dit was hier niet het geval. Neem daarom in uw bezwaar- of beroepschrift een zin op waarin u, voor het geval de behandeling van het bezwaar of het (hoger) beroep onverhoopt langer duurt, verzoekt om  toekenning van een vergoeding voor immateriële schade.

Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLINLGHARL20241090, 21/1408 | 12-02-2024