Moeten alle op de zaak betrekking hebbende stukken worden opgestuurd?

De heffingsambtenaar heeft een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd. De belanghebbende is het met de hoogte van de WOZ-waarde niet eens en vraagt de heffingsambtenaar om een schriftelijke onderbouwing van de waarde. De heffingsambtenaar zet de hakken in het zand en weigert de gegevens te sturen. Dit juridische geschil kwam voor de Hoge Raad. De rechtsvraag is of de heffingsambtenaar alle op de zaak betrekking hebbende stukken op verzoek van de belanghebbende moest opsturen.
  
De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking waarop de WOZ-waarde van een onroerende zaak is vastgesteld. In het bezwaarschrift heeft hij de heffingsambtenaar verzocht om hem de grondstaffel, de taxatiekaart met vermelding van de KOUDV- en liggingsfactoren van de onroerende zaak en de door de heffingsambtenaar gehanteerde vergelijkingsobjecten te verstrekken. De heffingsambtenaar heeft de gevraagde stukken niet in de bezwaarfase verstrekt, maar wel ter inzage aangeboden. De belanghebbende heeft van het inzagerecht geen gebruik gemaakt.  

Voor het hof was onder meer in geschil of de heffingsambtenaar in de bezwaarfase de gevraagde gegevens had moeten verstrekken. Het hof oordeelde dat dit het geval is. Volgens het hof ging het om gegevens, die de heffingsambtenaar op grond van de Wet WOZ aan de belanghebbende had moeten verstrekken. De heffingsambtenaar ging in cassatie bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad oordeelt dat de heffingsambtenaar op grond van de Algemene wet bestuursrecht geen afschriften hoeft te verstrekken van ter inzage gelegde stukken indien geen gebruik is gemaakt van het inzagerecht. De Hoge Raad merkt op dat het aan het bestuursorgaan is hoe dit gestalte geeft aan het recht op afgifte van afschriften van ter inzage gelegde stukken: overhandigen op kantoor of toezenden.

De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van het hof dat de heffingsambtenaar op grond van de Wet WOZ verplicht is de gevraagde stukken toe te zenden.

Mocht u in de bezwaarfase geen gebruik willen maken van het inzagerecht, wees u er dan van bewust dat de overheid u geen afschriften hoeft te verstrekken van stukken die ter inzage zijn gelegd. Maar heeft u bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking, dan kunt u zich een rit besparen door de heffingsambtenaar te verzoeken u de gewenste gegevens op grond van de Wet WOZ toe te sturen.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2024289, 22/04807 | 14-03-2024

Omvang administratie- en bewaarplicht ondernemers

Tijdens een boekenonderzoek bij een ondernemer heeft de inspecteur verzocht om inzage in de privé-agenda’s van de ondernemer. Dit verzoek is gedaan nadat de ondernemer had verklaard dat hij afspraken met klanten en voor klanten verrichte werkzaamheden in die agenda’s noteerde. De ondernemer heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven omdat de agenda uitsluitend afspraken in de privésfeer zou bevatten. De inspecteur heeft de ondernemer een informatiebeschikking gegeven wegens het niet voldoen aan zijn informatieverplichtingen.

Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat de inspecteur de informatiebeschikking terecht heeft gegeven. Het hof heeft niet gereageerd op het betoog dat de wettelijke informatieverplichting niet geldt voor de privé-agenda’s, omdat de ondernemer deze niet meer heeft. Volgens de Hoge Raad gaat dit betoog niet op voor administratieplichtigen, zoals ondernemers, tenzij aannemelijk is dat gegevens ontbreken als gevolg van overmacht.

Het hof heeft de privé-agenda’s aangemerkt als gegevensdragers, die behoorden tot de administratie van de ondernemer. De ondernemer had die agenda’s daarom zeven jaar moeten bewaren. De Hoge Raad vindt dat dit oordeel geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. Vanwege de verwevenheid met waarderingen van feitelijke aard kan dit oordeel voor het overige door de Hoge Raad in de cassatieprocedure niet op juistheid worden onderzocht. De ondernemer heeft zich niet beroepen op overmacht. Daarom heeft het hof zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting kunnen oordelen dat de inspecteur de informatiebeschikking terecht heeft gegeven.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2024528, 22/00557 | 04-04-2024

Belastingdienst houdt administrateur ten onrechte aansprakelijk voor belastingfraude van bv

De administratie van een failliete bv bevat een creditfactuur van bijna € 500.000 inclusief btw. Volgens de inspecteur is deze creditfactuur vals, omdat er geen factuur tegenover staat. De valse creditfactuur zou in de administratie zijn opgenomen om de inspecteur en de curator te misleiden. Er volgt een strafzaak tegen de administrateur van de bv. De rechtbank veroordeelt de administrateur tot een taakstraf van 120 uur of 60 dagen hechtenis. Hof Den Bosch heeft de administrateur in hoger beroep vrijgesproken.

De administrateur vormde samen met de statutair bestuurder en een derde het managementteam van de bv.  De administrateur was verantwoordelijk voor de financiële administratie. Na het uitspreken van het faillissement van de bv heeft de inspecteur een boekenonderzoek ingesteld naar de btw over de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 januari 2018. Bij het boekenonderzoek is de creditfactuur ontdekt. Verder sloot de administratie niet aan bij de aangiften btw.

De rechtbank heeft de administrateur veroordeeld voor het gebruikmaken van een valse factuur. Het hof wijst erop dat de Hoge Raad al in 1985 heeft geoordeeld dat het opmaken van een valse factuur niet het gebruik daarvan is. Ook het enkel opnemen van een valse factuur in de administratie is geen gebruik daarvan. Het overdragen van de administratie aan de curator houdt wel het gebruik van de valse creditfactuur in. Op dat moment was de administrateur door het faillissement echter niet meer werkzaam voor de  bv. De administrateur is voorts ten laste gelegd dat hij de administratie van de bv niet op orde had. Het hof heeft de administrateur ook hiervan vrijgesproken. De administrateur is aangenomen om de administratie op orde te brengen, maar was daar nog niet in geslaagd. Anders dan de inspecteur meent is niet de administrateur van de bv maar de bv zelf degene die administratieplichtig is op grond van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen. De administrateur kan niet verweten worden dat hij zich niet aan zijn wettelijke administratieplicht heeft gehouden.

 Al met al komt de administrateur met de schrik vrij.

Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch | jurisprudentie | ECLINLGHSHE20233893, 20-002245-22 | 20-11-2023