Loonvordering uitzendkracht jegens opdrachtgever afgewezen

Een werknemer heeft in de jaren 2014 en 2015 via een uitzendbureau bij een opdrachtgever gewerkt. In 2018 heeft de werknemer bij de kantonrechter een loonvordering tegen het uitzendbureau ingesteld. De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen. Omdat dit vonnis door ontbinding van het uitzendbureau niet ten uitvoer kon worden gelegd, heeft de werknemer de opdrachtgever aangesproken tot betaling van dezelfde bedragen. De kantonrechter heeft deze vordering van de werknemer grotendeels afgewezen. De opdrachtgever kon niet weten dat het uitzendbureau de werknemer heeft onderbetaald. Dat betekent dat de opdrachtgever zich niet schuldig heeft gemaakt aan een onrechtmatige daad.

Volgens de kantonrechter is de reflexwerking van goed werkgeverschap op een inlener van personeel beperkt. In dit geval was van handelen in strijd met de beginselen van goed werkgeverschap door de opdrachtgever geen sprake. Evenmin was sprake van ongerechtvaardigde verrijking door de opdrachtgever als gevolg van onderbetaling van de werknemer door het uitzendbureau. De kantonrechter heeft op grond van ketenaansprakelijkheid een gering deel van de vordering toegewezen. Dat betrof een over de maand juli 2015 te weinig betaald bedrag van € 166,86 bruto. Op grond van het Burgerlijk Wetboek is iedere werkgever in de keten aansprakelijk voor de voldoening van het loon. In dit geval is sprake van een onherroepelijke veroordeling van het uitzendbureau om het loon te voldoen. De opdrachtgever moet dit loon voldoen, ondanks dat hij de hiervoor overeengekomen vergoeding aan het uitzendbureau heeft betaald.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLINLRBZWB20236631, 10391372 CV EXPL 23-842 (E) | 19-09-2023

Minimumuurloon per 1 januari 2024

Per 1 januari 2024 wordt het wettelijke minimumloon vervangen door een minimumuurloon. Na de halfjaarlijkse indexatie bedraagt dit minimumuurloon € 13,27 voor werknemers van 21 jaar en ouder. Voor jongeren gelden daarvan afgeleide bedragen.

Als basis voor uitkeringen, die aan het wettelijke minimumloon zijn gekoppeld, geldt een referentiebedrag per maand. Dat bedraagt € 2.069,40 per 1 januari 2024.

Leeftijd

Staffelpercentage

Uurloon

 21 jaar en ouder

 100

 € 13, 27

 20 jaar

 80

 € 10,62

 19 jaar

 60

 € 7,96

 18 jaar

 50

 € 6,64

 17 jaar

 39,5

 € 5,24

 16 jaar

 34,5

 € 4,58

 15 jaar

 30

 € 3,98

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | 2023-0000526966 | 08-10-2023

Proeftijd in opvolgende arbeidsovereenkomst

Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van langer dan zes maanden en korter dan twee jaar kan een proeftijd worden overeengekomen. Deze mag maximaal een maand bedragen. Op grond van de toepasselijke CAO kan in die gevallen een proeftijd van maximaal twee maanden overeengekomen worden. In een opvolgende arbeidsovereenkomst mag in beginsel geen proeftijd worden opgenomen, tenzij de nieuwe overeenkomst duidelijk andere vaardigheden of verantwoordelijkheden van de werknemer vraagt.

Een medewerkster van een kinderopvang werkte aanvankelijk als pedagogisch medewerker in opleiding. Zij volgde een opleiding via de beroepsbegeleidende leerweg. In die periode was sprake van een leer-werktraject onder supervisie van een praktijkbegeleider. Na het voltooien van de opleiding was de medewerkster zelfstandig werkzaam en had zij meer en andere verantwoordelijkheden. Naar het oordeel van de kantonrechter mocht in de laatste arbeidsovereenkomst een proeftijd worden overeengekomen. De werkgever kon tijdens de proeftijd de arbeidsovereenkomst per direct opzeggen. De kantonrechter heeft het verzoek om toekenning van een schadevergoeding wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn, een billijke vergoeding en een transitievergoeding afgewezen.

Bron: Rechtbank Rotterdam | jurisprudentie | ECLINLRBROT20238008, 10518560 / VZ VERZ 23-5901 | 15-08-2023