Nakijken van scripties en onderwijsvrijstelling

Een ondernemer biedt als dienst aan het nakijken van scripties voor studenten. De ondernemer stelt dat deze dienst onder de onderwijsvrijstelling valt en daarom is vrijgesteld van btw. De inspecteur is het hiermee oneens, wat leidde tot een procedure. Hoe oordeelden de rechtbank en het hof over deze kwestie? Is het nakijken van een scriptie vrijgesteld van btw?

Casus

De klanten van de ondernemer zijn studenten, die hun scriptie laten nakijken alvorens deze in te dienen bij de onderwijsinstelling. Hiervoor heeft de ondernemer overeenkomsten van opdracht gesloten met editors, die minstens een bacheloropleiding moeten hebben afgerond op het terrein van taal en onderwijs. De ondernemer stelt dat deze dienst als algemeen vormend onderwijs kan worden beschouwd, omdat de studenten schrijf- en taalvaardigheden leren door hun scriptie te laten beoordelen, een feedbackbrief te ontvangen en vragen te kunnen stellen. De studenten moeten uiteindelijk zelf de wijzigingen in hun scriptie doorvoeren, wat volgens de ondernemer neerkomt op kennisoverdracht en dus aanvullend onderwijs vormt, met name ‘huiswerk- en scriptiebegeleiding’. Vakinhoudelijke controle van de scripties biedt de ondernemer niet aan.

De inspecteur betwist deze zienswijze en stelt dat geen sprake is van algemeen vormend onderwijs dat is vrijgesteld van btw. Volgens de inspecteur is de term "aanvullend onderwijs" niet erkend in de btw-regelgeving. Bijlessen en examentrainingen zijn volgens een besluit wel vrijgesteld van btw, maar de dienst van de ondernemer valt hier niet onder, omdat geen sprake is van kennisoverdracht, aldus de inspecteur.

Oordeel van de rechtbank en het hof

Zowel de rechtbank als het hof oordeelt dat de ondernemer niet kan worden geacht studenten te trainen in het schrijven van een scriptie, aangezien de studenten een reeds geschreven scriptie inleveren. De editors geven optioneel tegen betaling feedback over de structuur, maar de ondernemer beoordeelt niet de kwaliteit van de inhoud. De ondernemer heeft bevestigd dat geen sprake is van inhoudelijke begeleiding of een nakijkdienst. De rechtbank en het hof oordelen dat geen sprake is van bijlessen, die onder de onderwijsvrijstelling vallen, omdat de benodigde kennisoverdracht ontbreekt.

Conclusie

Het nakijken van scripties is niet vrijgesteld van btw. Er is geen sprake van bijlessen of examentrainingen die onder de onderwijsvrijstelling vallen, aangezien er geen directe kennisoverdracht plaatsvindt zoals vereist is voor deze vrijstelling.

Bron: Gerechtshof Amsterdam | jurisprudentie | ECLINLGHAMS20241769, 23/480 tot en met 23/483 | 12-06-2024

Flexibele kapitalisatiefactoren bij WOZ-waardebepaling

Op 31 juli 2020 heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam de WOZ-waarden voor het jaar 2019 vastgesteld van meerdere onroerende zaken, variërend van € 197.000 tot € 1.814.000. De eigenaar van de onroerende zaken heeft bezwaar aangetekend tegen de waardevaststellingen, maar deze zijn ongegrond verklaard. Hierop heeft de eigenaar beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde de meeste beroepen ongegrond, maar voor enkele objecten werd een compromis bereikt en zijn de waarden aangepast. De eigenaar ging daarna in hoger beroep.

Geschilpunt in hoger beroep

Het belangrijkste geschilpunt in hoger beroep was of de heffingsambtenaar verplicht is om voor alle objecten binnen één gebouw dezelfde kapitalisatiefactor toe te passen. De eigenaar betoogde dat dit wel het geval moet zijn en dat, indien verschillende kapitalisatiefactoren werden toegepast, de laagste factor voor alle objecten binnen het gebouw gehanteerd zou moeten worden.

Uitspraak van het hof

Het hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet verplicht is om dezelfde kapitalisatiefactor voor alle objecten binnen één gebouw te gebruiken. De waarde van onroerende zaken wordt vastgesteld op basis van de vrije bewijsleer. De vrije bewijsleer betekent dat de heffingsambtenaar, afhankelijk van de feitelijke situatie, met verschillende factoren rekening kan houden, zoals de aard en functie van de objecten. De heffingsambtenaar heeft in dit geval voldoende aangetoond dat de gehanteerde WOZ-waarden niet te hoog zijn vastgesteld. Dit werd ondersteund door vergelijking met verkoop- en huurtransacties van passende en vergelijkbare andere objecten. Het hof concludeerde dat de heffingsambtenaar in zijn bewijslast is geslaagd.

Verzoek om vergoeding van immateriële schade

De belanghebbende had tevens een verzoek ingediend voor een vergoeding van immateriële schade vanwege de lange duur van de procedure. Dit verzoek is door het hof afgewezen, aangezien de behandeling van het hoger beroep binnen de redelijke termijn van twee jaar viel.

Conclusie

Deze uitspraak is van belang voor de vaststelling van WOZ-waarden, omdat het bevestigt dat de heffingsambtenaar niet gebonden is aan één uniforme kapitalisatiefactor voor verschillende objecten binnen één gebouw, zolang hij maar aannemelijk kan maken dat de gehanteerde waarden niet te hoog zijn. Dit biedt gemeenten de flexibiliteit om rekening te houden met de specifieke kenmerken van ieder afzonderlijk object bij de waardebepaling. Ook onderstreept het arrest de noodzaak voor belanghebbenden om bij het aanvechten van WOZ-beschikkingen goed onderbouwde argumenten aan te dragen. Algemene bezwaren zonder concrete onderbouwing zullen doorgaans niet volstaan om de vastgestelde waarden succesvol aan te vechten.

Bron: Gerechtshof Amsterdam | jurisprudentie | ECLINLGHAMS20241772, 23/44 tot en met 23/58 | 26-06-2024

Rioolheffing voor een jaarplaats op een camping?

De eigenaar van een caravan heeft een jaarplaats gehuurd op een camping in de gemeente Hilvarenbeek. Zijn caravan is aangesloten op de riolering van het park. De gemeente Hilvarenbeek heeft aan de eigenaar een aanslag rioolheffing opgelegd. De eigenaar vindt deze aanslag onterecht en gaat in bezwaar en vervolgens in beroep. Mag de gemeente rioolheffing heffen wanneer sprake is van indirecte aansluiting op de openbare riolering, zoals bij een standplaats op een camping?

De vakantieganger stelt dat de verordening van de gemeente Hilvarenbeek niet op hem van toepassing is, omdat hij inwoner is van de gemeente Eindhoven. Volgens hem is de gemeente Hilvarenbeek daarom niet bevoegd om deze heffing op te leggen. Daarnaast betoogt hij dat hij niet belastingplichtig is, omdat zijn caravan niet direct is aangesloten op de openbare riolering, maar op de rioolbuizen die door de camping zijn aangelegd.

De heffingsambtenaar van de gemeente Hilvarenbeek wijst erop dat het geen vereiste is om inwoner van de gemeente te zijn om belastingplichtig te zijn voor de rioolheffing. Daarnaast stelt de heffingsambtenaar dat de camping is aangesloten op het openbare rioolnetwerk van de gemeente, waardoor het afvalwater indirect wordt afgevoerd naar de gemeentelijke riolering. Dit betekent dat sprake is van het belastbare feit voor de rioolheffing. De aanslag is daarom terecht opgelegd, aldus de heffingsambtenaar.

De rechtbank oordeelt in het voordeel van de heffingsambtenaar. Het is niet noodzakelijk om inwoner van de gemeente Hilvarenbeek te zijn om belastingplichtig te zijn voor de rioolheffing. De heffingsambtenaar van Hilvarenbeek heeft de bevoegdheid om rioolbelasting te heffen van personen, die niet hun hoofdverblijf in de gemeente hebben, maar wel gebruiker zijn van een perceel dat is aangesloten op de riolering van Hilvarenbeek. Tevens oordeelt de rechtbank dat de caravan via de riolering van het park is aangesloten op de gemeentelijke riolering, waarop het water wordt afgevoerd. Daarom is de aanslag rioolbelasting terecht opgelegd.

Samengevat: ook al is de vakantieganger geen inwoner van de gemeente Hilvarenbeek, de gemeente heeft het recht om rioolheffing op te leggen vanwege de indirecte aansluiting van zijn caravan op de gemeentelijke riolering.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2024:2864, BRE 23/1887 | 29-04-2024