Rente over bijgeschreven rente eigenwoningschuld is niet aftrekbaar

De betaalde rente en kosten van de eigenwoningschuld zijn aftrekbaar. Ook rente, die niet is betaald maar is bijgeschreven op de hoofdsom en daardoor rentedragend is geworden, komt in beginsel voor aftrek in aanmerking. De eigenwoningschuld is het totaal van schulden die een belastingplichtige is aangegaan in verband met de eigen woning. De toename van een schuld door het bijschrijven van verschuldigde renten kwalificeert niet als eigenwoningschuld. Dit houdt in dat de rente over de bijgeschreven rente niet aftrekbaar is.

Indien tussen 29 oktober 2012 en 31 december 2017 een restschuld is ontstaan, kan de rente van die schuld nog gedurende 15 jaar na de vervreemding van de woning in aftrek worden gebracht.

Bij de verkoop van de voormalige eigen woning van de belanghebbende en zijn toenmalige partner is een restschuld ontstaan. Beide ex-partners zijn hoofdelijk aansprakelijk voor deze restschuld. De restschuld wordt aan ieder voor de helft toegerekend. De belanghebbende claimde naast aftrek van de bijgeschreven rente op de restschuld ook aftrek van de rente over de bijgeschreven rente. Die claim is door de inspecteur terecht afgewezen. De belanghebbende claimde verder de aftrek van 7% van de restschuld. Dat was meer dan het door de inspecteur in aftrek toegelaten bedrag aan rente. De belanghebbende slaagde er niet in te bewijzen dat hij 7% rente is verschuldigd over de restschuld. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft het hoger beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard.

Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLINLGHARL20243650, BK-ARN 23/11 | 27-05-2024

Geen fictieve verkrijging op grond van verrekenbeding

De Successiewet kent een aantal fictieve erfrechtelijke verkrijgingen. Een van deze verkrijgingen betreft hetgeen aan de langstlevende echtgenoot bij het overlijden van de andere echtgenoot op grond van een verrekenbeding in de huwelijksvoorwaarden meer toekomt dan volgens de wettelijke regeling. Het verrekenbeding moet van het overlijden afhankelijk zijn.

Volgens een arrest van de Hoge Raad uit 1994 geldt de fictie van de Successiewet niet als op het verrekenbeding ook tijdens het bestaan van het huwelijk en bij beëindiging daarvan anders dan door overlijden een beroep kan worden gedaan. In die gevallen is geen sprake van een verkrijging krachtens erfrecht maar krachtens huwelijksvermogensrecht.

Hoewel dit arrest van de Hoge Raad betrekking heeft op een periodiek verrekenbeding geldt dit volgens de Rechtbank Gelderland ook voor andere verrekenbedingen op grond waarvan echtgenoten tijdens het leven verrekening kunnen vorderen, zoals bij echtscheiding. De inspecteur heeft gewezen op twee andere arresten van de Hoge Raad. Die arresten hebben echter betrekking op situaties waarin de belanghebbende niet eerder dan bij overlijden een beroep op verrekening kan doen.

De rechtbank heeft het beroep van de langstlevende echtgenoot gegrond verklaard en de aanslag erfbelasting vernietigd.

Bron: Rechtbank Gelderland | jurisprudentie | ECLINLRBGEL20243255, ARN 23/4107 | 27-05-2024

Concurrentiebeding niet langer geldig na wijziging arbeidsovereenkomst

Een concurrentiebeding voor een werknemer moet schriftelijk worden vastgelegd om rechtsgeldig te zijn. Volgens vaste rechtspraak behoudt een concurrentiebeding zijn geldigheid wanneer een bestaande arbeidsovereenkomst na verloop van tijd stilzwijgend op dezelfde of nagenoeg dezelfde arbeidsvoorwaarden wordt voortgezet. Bij een wijziging van de arbeidsovereenkomst moet het concurrentiebeding opnieuw worden overeengekomen. Dat geldt ook bij een ingrijpende functiewijziging waardoor het beding zwaarder drukt op de werknemer.

De rechtbank Midden-Nederland heeft onlangs geoordeeld dat een aanvankelijk rechtsgeldig concurrentiebeding zijn geldigheid heeft verloren per 1 december 2018. Met ingang van die datum zijn partijen een gewijzigde arbeidsovereenkomst aangegaan, zonder daarbij afspraken te maken over het concurrentiebeding. De wijzigingen betroffen een andere functie en een hoger loon. Uit vaste rechtspraak volgt dat bij iedere wijziging in een arbeidsovereenkomst, die leidt tot de ondertekening van een nieuw document, het concurrentiebeding als bijlage bij het nieuwe document moet worden gevoegd onder verwijzing naar dit beding. Ook kan de werknemer in het nieuwe document uitdrukkelijk verklaren dat hij instemt met het eerder overeengekomen concurrentiebeding. Dat is in deze zaak niet gebeurd. In het opgestelde addendum staan alleen de wijzigingen in de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst weergegeven.

De rechtbank heeft de vordering van de vroegere werkgever om betaling van boetes wegens de overtreding van het concurrentiebeding afgewezen.

Bron: Rechtbank Midden-Nederland | jurisprudentie | ECLINLRBMNE20243211, 10833644 / MC EXPL 23-7399 BW 31650 | 23-04-2024