Overbruggingswet box 3

De Overbruggingswet box 3 is op 1 januari 2023 in werking getreden. Deze wet is bedoeld om de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen in overeenstemming te brengen met het box-3-arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021.

Het voordeel uit sparen en beleggen wordt op grond van deze wet als volgt berekend. Het vermogen in box 3 wordt onderverdeeld in de categorieën banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Voor iedere categorie geldt een afzonderlijk rendementspercentage. Het rendement voor banktegoeden is vastgesteld op 0,01%. Voor overige bezittingen wordt uitgegaan van een rendement van 5,69%. Voor schulden geldt een negatief rendement van 2,46%. Deze rendementen worden na afloop van een kalenderjaar definitief vastgesteld. De werkelijke rendementspercentages voor 2023 zijn nog niet bekend.

Bron: Ministerie van Financiën | wetswijziging | Staatsblad 2022, 534 | 26-12-2022

Wet excessief lenen bij eigen vennootschap

De Wet excessief lenen bij eigen vennootschap is per 1 januari 2023 in werking getreden. Op grond van deze wet wordt het bovenmatige deel van de schulden, die de houder van een aanmerkelijk belang in een vennootschap aan die vennootschap heeft, aangemerkt als een regulier voordeel uit aanmerkelijk belang. Dat betekent dat dit deel van de schulden wordt belast in box 2 van de inkomstenbelasting. De wet geldt ook voor de partner van de houder van het aanmerkelijke belang en voor schulden, die zij gezamenlijk hebben. Het bovenmatige deel van de schulden is het totaal van de schulden, voor zover dat meer bedraagt dan € 700.000. Het bedrag van € 700.000 wordt vermeerderd met bedragen, die eerder op grond van deze regeling in de belastingheffing zijn betrokken.

Let op: dit maximumbedrag geldt voor beide partners gezamenlijk.

Het totaal van de schulden wordt aan het einde van het kalenderjaar bepaald op basis van de nominale waarde. Eigenwoningschulden aan de vennootschap tellen niet mee als voor deze schulden een recht van hypotheek op de eigen woning is verstrekt aan de vennootschap.

De regeling geldt overigens ook voor schulden van een met de houder van het aanmerkelijke belang verbonden persoon en diens partner aan de vennootschap. Die schulden worden toegerekend aan de houder van het aanmerkelijke belang, voor zover deze meer bedragen dan € 700.000. Verbonden personen zijn bloed- en aanverwanten in de rechte lijn.

Bron: Ministerie van Financiën | wetswijziging | Staatsblad 2022, 531 | 26-12-2022

Tarieven en heffingskortingen 2023

De tarieven in box 1 van de inkomstenbelasting en voor de loonbelasting zijn in 2023 als volgt.

tariefschijf

inkomen op jaarbasis

belasting en premies volksverzekeringen, jonger dan AOW-leeftijd

idem, AOW-leeftijd en ouder

 1a

 € 0 t/m € 37.149

 36,93%

 19,03%

 1b

 € 37.149 t/m € 73.031

 36,93%

 36,93%

 2

 € 73.031 of meer

 49,5%

 49,5%

Voor mensen, die geboren zijn voor 1 januari 1946, geldt een hogere grens van schijf 1a van € 38.703.

Het tarief in de eerste schijf bevat een premiecomponent. Tot de AOW-leeftijd bestaat deze uit 17,9% AOW, 0,1% Anw en 9,65% Wlz. Bij het bereiken van de AOW-leeftijd vervalt de AOW-premie. In 2023 bedraagt de AOW-leeftijd 66 jaar en tien maanden.

Heffingskortingen

De algemene heffingskorting bedraagt maximaal € 3.070 en wordt boven een verzamelinkomen (het totaal van de inkomens in de boxen 1, 2 en 3) van € 22.660 afgebouwd tot nihil. De afbouw bedraagt 6,095% van het inkomen boven € 22.660. Voor mensen, die de AOW-leeftijd hebben bereikt, bedraagt de algemene heffingskorting maximaal € 1.583 en bedraagt de afbouw 3,141%. Vanaf een inkomen van € 73.031 is de algemene heffingskorting nihil.

De arbeidskorting bedraagt maximaal € 5.052 voor mensen die jonger zijn dan de AOW-leeftijd. Voor mensen die de AOW-leeftijd hebben bereikt bedraagt de arbeidskorting maximaal € 2.604. De arbeidskorting wordt afgebouwd tot nihil vanaf een arbeidsinkomen van € 37.691. De afbouw bedraagt 6,51% van het arbeidsinkomen boven € 37.691. Voor AOW-gerechtigden bedraagt de afbouw 3,355%. De arbeidskorting bedraagt nihil bij een inkomen vanaf € 115.295.

De inkomensafhankelijke combinatiekorting kent geen basisbedrag. De korting start bij een arbeidsinkomen van € 5.547 en loopt op met 11,45% van het meerdere inkomen tot een maximum van € 2.694 bij een inkomen van € 29.075 of hoger.

De jonggehandicaptenkorting bedraagt € 820.

De ouderenkorting geldt voor AOW-gerechtigden. De ouderenkorting bedraagt € 1.835 tot een inkomen van € 40.888. Boven dat inkomen daalt de ouderenkorting met 15% van het meerdere tot nihil bij een inkomen van € 53.122. De alleenstaande-ouderenkorting bedraagt € 478.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 02-01-2023