Eigenwoningforfait en arbeidskorting 2023

In een brief aan de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris van Financiën het percentage van het eigenwoningforfait en de hoogte van de arbeidskorting voor 2023 bekendgemaakt.

Eigenwoningforfait

Het eigenwoningforfait wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de ontwikkeling van het indexcijfer van de woninghuren en de ontwikkeling van de woningwaarden. Deze indexering leidt tot een verlaging van het forfait met 0,05%-punt ten opzichte van 2022. Op grond van het Belastingplan 2019 wordt het forfait met ingang van 1 januari 2023 beleidsmatig verlaagd met 0,05%-punt, waardoor het uitkomt op 0,35%.

Arbeidskorting

De tabelcorrectiefactor voor 2023 bedraagt 1,063. De wettelijke indexering van de arbeidskorting wordt niet alleen door de tabelcorrectiefactor bepaald, maar ook door de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon. De arbeidskorting voor het jaar 2023 ziet er als volgt uit.

Arbeidsinkomen

Arbeidskorting

Maximum bedrag

 tot € 10.740

 8,231% van het arbeidsinkomen

 € 884

 € 10.740 tot en met € 23.201

 € 884 plus 29,861% van het meerdere arbeidsinkomen

 € 4.605

 € 23.202 tot en met € 37.691

 € 4.605 plus 3,085% van het meerdere arbeidsinkomen

 € 5.052

 € 37.691 tot en met € 115.294

 € 5.052 min 6,51% van het meerdere arbeidsinkomen

 n.v.t.

 vanaf € 115.295

 nihil

 

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2022-0000275758 | 09-11-2022

Belastingplan 2023 aangenomen door Tweede Kamer

De Tweede Kamer heeft op 10 november 2022 het pakket Belastingplan 2023 aangenomen. Ook de al voor Prinsjesdag ingediende wetsvoorstellen Fiscale verzamelwet 2023 en Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie zijn aangenomen. Het wetsvoorstel overgangsperiode bij de invoering van een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens is aangehouden.

Wel zijn in de ingediende voorstellen enkele wijzigingen aangebracht.

  • De toepassing van een verlaagd tarief van de energiebelasting en de uitzondering van de opslag duurzame energie- en klimaattransitie voor laadpalen voor elektrische voertuigen is verlengd tot 1 januari 2025.
  • De accijns op rooktabak wordt per 1 april 2023 en per 1 april 2024 verder verhoogd. Het tarief per 1 april 2023 komt uit op € 216,64 en per 1 april 2024 op € 266,98 per kilogram rooktabak.
  • Het algemene tarief van de kansspelbelasting wordt verder verhoogd met 0,2 procentpunt tot 29,5%.  
  • Met ingang van 1 januari 2024 wordt de eerste schijf in de energiebelasting voor aardgas in tweeën gedeeld. De nieuwe eerste schijf loopt van 0 tot 1.200 m3. De nieuwe tweede schijf loopt van 1.200 tot 170.000 m3. Ook de eerste schijf in de energiebelasting voor elektriciteit wordt per 1 januari 2024 opgedeeld. De eerste schijf loopt dan tot 2.900 kWh. De tweede schijf loopt van 2.900 tot 10.000 kWh.
  • De voorgestelde verhoging van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken per 1 januari 2023 gaat niet door. Dat geldt ook voor de verhoging van het laagste tarief van de bieraccijns per 1 januari 2023.
  • De anti-peildatumarbitragebepaling uit de Overbruggingswet box 3 wordt in 2024 geëvalueerd.
  • De voorgestelde verruiming van het lage-inkomensvoordeel (LIV) voor 2024 is vervallen.
Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 36203 e.v. | 09-11-2022

AOW-leeftijd in 2028 naar 67 jaar en 3 maanden

De leeftijd waarop iemand recht heeft op een AOW-uitkering en de leeftijd waarop iemand recht op een AOW-uitkering begint op te bouwen, zijn gekoppeld aan de ontwikkeling van de levensverwachting. Op dit moment bedraagt de AOW-leeftijd 67 jaar en de aanvangsleeftijd 17 jaar. Afhankelijk van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd worden deze leeftijden aangepast.

Het CBS heeft recent de raming van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd voor 2028 en 2034 bekend gemaakt. In 2028 bedraagt de geschatte levensverwachting op 65-jarige leeftijd 21,05 jaar. In 2034 is dit 21,73 jaar. De AOW-leeftijd voor 2028 wordt op grond van deze prognose en de daarvoor geldende formule vastgesteld op 67 jaar en 3 maanden. De aanvangsleeftijd voor 2028 wordt vastgesteld op 17 jaar en 3 maanden.

De pensioenrichtleeftijd is op een vergelijkbare manier gekoppeld aan de levensverwachting, maar stijgt anders dan de AOW-leeftijd met stappen van een heel jaar. Op grond van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd in 2034 blijft de pensioenrichtleeftijd in 2024 68 jaar. Wanneer de Wet toekomst pensioenen zoals beoogd per 1 juli 2023 in werking treedt, is de fiscale pensioenrichtleeftijd alleen nog van belang voor het dan geldende overgangsrecht.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | 2022-0000229421 | 08-11-2022