Kwijtscheldingswinstvrijstelling

De voordelen, die een onderneming verkrijgt doordat schuldeisers niet voor verwezenlijking vatbare rechten jegens de onderneming prijsgeven, worden aangemerkt als kwijtscheldingswinst. De kwijtscheldingswinst is vrijgesteld van inkomsten- of vennootschapsbelasting voor zover deze hoger is dan het in het jaar van kwijtschelding geleden verlies uit onderneming en de nog te verrekenen verliezen uit oudere jaren.

Een bv in liquidatie genoot in 2016 een bedrag aan kwijtscheldingswinst doordat de bank afzag van een niet te innen vordering op de bv. Het voordeel van de bv bedroeg € 3.149.862. De bv had nog een bedrag van € 1.272.759 aan te verrekenen verliezen uit het verleden. De winst van het boekjaar bedroeg € 612.448. De vraag was of voor de berekening van de kwijtscheldingswinstvrijstelling de winst van het boekjaar eerst moest worden verminderd met de verrekenbare verliezen tot nihil. Dat zou tot gevolg hebben dat een groter deel van de kwijtscheldingswinst was vrijgesteld dan wanneer het totaal aan te verrekenen verliezen in mindering komt op de kwijtscheldingswinst. In de visie van de bv zou de vrijstelling van de kwijtscheldingswinst € 3.149.862 – (€ 1.272.759 – € 612.448) = € 2.489.551 bedragen. Volgens de Belastingdienst bedroeg de vrijgestelde kwijtscheldingswinst € 3.149.862 – € 1.272.759 = € 1.877.103.

Hof Arnhem-Leeuwarden is van oordeel dat doel en strekking van de vrijstelling is om kwijtscheldingswinst uitsluitend vrij te stellen voor zover deze niet kan worden verrekend met verliezen. Pas na toepassing van de kwijtscheldingswinstvrijstelling kan de belastbare winst worden berekend, waarop de verrekenbare verliezen in mindering komen.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLINLGHARL20218437, 20/00848 | 06-09-2021

Verlaging tarief verhuurderheffing

Naar aanleiding van een motie van de Tweede Kamer heeft het kabinet besloten dat in de sociale sector in 2021 geen huurverhoging mag worden toegepast. Woningcorporaties en grotere particuliere verhuurders worden daarvoor enigermate gecompenseerd door een verlaging van het tarief van de verhuurderheffing. De totale verlaging van de verhuurderheffing bedraagt € 180 miljoen per 1 januari 2022. Het tarief gaat van 0,527 naar 0,485% van het belastbare bedrag.

In de wet is nu bepaald dat de bedragen van de heffingsverminderingen ieder kwartaal kunnen worden gewijzigd. Op grond van deze bepaling kunnen de bedragen op nihil worden gesteld als het gebruik van de heffingsverminderingen groter blijkt dan waar in de begroting rekening mee is gehouden. Voorgesteld wordt om de wijziging van bedragen, waaronder het op nihil stellen daarvan, per maand mogelijk te maken in plaats van per kwartaal. De kans op overschrijdingen van het budget wordt hierdoor verkleind. Een aanpassing van de bedragen van de heffingsvermindering moet meer dan een maand van tevoren worden aangekondigd in verband met de rechtszekerheid voor de aanvragers.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 20-09-2021

Aanpassingen bpm

De CO2-uitstoot van een personenauto vormt de grondslag van de bpm. Voor conventionele auto’s en voor plug-in hybrides gelden aparte tarieven. Voor emissievrije auto’s geldt een bpm-vrijstelling tot en met 2024. Wanneer de gemiddelde CO2-uitstoot van nieuwe personenauto’s daalt, dalen de belastinginkomsten. Om dit op te vangen worden de CO2-schijfgrenzen voor de jaren 2022 tot en met 2025 elk jaar met 2,3% verlaagd en de schijftarieven met 2,35% verhoogd. Dit geldt ook voor de CO2-grens en het tarief voor de dieseltoeslag. De belastingbedragen per gram/km CO2-uitstoot worden met ingang van 2023 eerst geïndexeerd en vervolgens verhoogd.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 20-09-2021