Belasting in box 3 hoger dan behaald rendement

Belastingheffing is te beschouwen als regulering van eigendom in de zin van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Een inbreuk op het recht op ongestoord genot van eigendom is slechts toegestaan als er een redelijke mate van evenredigheid bestaat tussen de gebruikte middelen en het doel dat ermee wordt nagestreefd. Dit vereist het bestaan van een redelijke verhouding tussen het algemene belang en de bescherming van individuele rechten. Van een dergelijke redelijke verhouding is geen sprake als de betrokken persoon wordt getroffen door een individuele en buitensporige last. Waar het gaat om de beoordeling van wat in het algemeen belang is en de keus van de middelen om dit belang te dienen, heeft de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid.

Bij de beoordeling of een belastingplichtige door de box 3-heffing wordt geconfronteerd met een individuele en buitensporige last, moet de rechter die heffing bezien in samenhang met de gehele financiële situatie van de betrokkene. De rechter moet bij zijn onderzoek of de heffing een individuele en buitensporige last vormt alle relevante feiten en omstandigheden betrekken.

Als de vraag voorligt of de belastingheffing in box 3 leidt tot een individuele en buitensporige last als deze hoger is dan het werkelijke rendement, moet in aanmerking worden genomen of en in hoeverre een belastingplichtige een zodanig laag inkomen heeft dat hij op zijn vermogen moet interen om de belasting te voldoen. In het algemeen kan worden aangenomen dat de wetgever met een belasting naar inkomen geen heffing beoogt waardoor de belastingplichtige op zijn vermogen moet interen om de verschuldigde belasting te kunnen voldoen. De omstandigheid dat een belastingplichtige door de belastingheffing inteert op zijn vermogen kan een aanwijzing zijn dat sprake is van een buitensporige last.

De Hoge Raad heeft een uitspraak van Hof Den Bosch vernietigd omdat uit de uitspraak niet blijkt dat het hof heeft onderzocht of de belanghebbende door de belastingheffing inteert op zijn vermogen. Hof Arnhem-Leeuwarden moet nu onderzoeken of er sprake is van een individuele en buitensporige last voor de belanghebbende.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20211047, 20/02453 | 01-07-2021

Steunmaatregel varend erfgoed

Onderdeel van het aanvullende steunpakket voor de culturele en creatieve sector is een regeling voor het behoud van het varend erfgoed, de zogenaamde bruine vloot. De regeling is een aanvulling op de TVL en betreft de voor de bruine vloot onvermijdbare variabele lasten. Voor de vormgeving van de regeling is waar mogelijk aangesloten bij de systematiek van de TVL.

De subsidie is bedoeld voor in Nederland gevestigde mkb-ondernemingen, die in het handelsregister zijn ingeschreven onder de SBI-code 5010, 5030 of 9103 of die activiteiten verrichten die onder deze codes vallen. De onderneming dient eigenaar te zijn van een historisch zeilschip, waarvan de kiel is gelegd in 1971 of eerder en dat wordt gebruikt voor de passagiersvaart. De regeling geldt uitsluitend voor private ondernemingen. De subsidie wordt bepaald op basis van de omzet in de referentieperiode, het omzetverlies in de subsidieperiode, het percentage vaste lasten en variabele lasten en het subsidiepercentage.

Om in aanmerking te komen voor subsidie moet een onderneming ten minste 30% omzetverlies hebben. Het omzetverlies wordt bepaald door de omzet van het tweede tot en met het vierde kwartaal van 2020 te vergelijken met dezelfde periode in 2019. Om aanspraak te kunnen maken op de subsidie moeten de vaste en variabele lasten van de onderneming meer dan € 1.000 bedragen. Overeenkomstig de systematiek van de TVL worden de vaste en variabele lasten bepaald door de omzet in de referentieperiode te vermenigvuldigen met het omzetverlies en met het vaste lastenpercentage plus het variabele lastenpercentage. Het aandeel van de vaste lasten in de omzet is bepaald op 43%. Het aandeel variabele lasten in de omzet is bepaald op 30%. Het subsidiepercentage bedraagt 50. Het subsidiebedrag kent een bovengrens van € 124.999 per onderneming.

Aanvragen kunnen worden ingediend van 29 juni 2021 tot en met 24 augustus 2021. De subsidie wordt direct vastgesteld, zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening. Het volledige subsidiebedrag wordt direct uitgekeerd. De uiterste datum van subsidievaststelling is 31 december 2021. Na deze datum vervalt de regeling.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | besluit | Staatscourant 2021, Nr. 33700 | 27-06-2021

Verplicht eigen risico Zvw 2022

Het verplicht eigen risico voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) is al enkele jaren bevroren op € 385. De Tweede Kamer heeft onlangs met algemene stemmen een motie aangenomen waarin gevraagd wordt om het eigen risico voor 2022 niet te verhogen. Het kabinet geeft gehoor aan dit verzoek en heeft een wetsvoorstel in voorbereiding waarmee het verplicht eigen risico van de basisverzekering in 2022 wordt gefixeerd op het bedrag van € 385 per jaar per verzekerde van 18 jaar of ouder. Een volgend kabinet kan dan een besluit nemen over het eigen risico in 2023 en latere jaren.

Bron: Overig | publicatie | 3227384-1012526-Z | 13-07-2021